Veiligheidsbeleid
op scherp na de terroristische aanslagen tegen Charlie Hebdo
Auteur: Raf Jespers *
Een links antwoord op het law
and order-beleid
De terroristische aanslag op Charlie
Hebdo van januari 2015 heeft het debat over de veiligheid op scherp
gezet. Van de gelegenheid heeft de Belgische regering gebruik gemaakt
om een resem maatregelen die al in het regeerakkoord waren aangekondigd,
ook effectief door te voeren. Links mag het veiligheidsbeleid niet
overlaten aan rechts en conservatieven. Naast kritiek op een beleid
dat vooral inzet op repressie en controle van de bevolking, moet links
een volwaardig alternatief aandragen. De bevolking heeft recht op
en vraagt erom een leven te kunnen leiden zonder angst. Het gaat niet
alleen om angst om inkomen, werk en toekomst, maar ook om veilig op
straat te kunnen rondlopen.
De strategie van de spanning na
9/11
De heersende krachten maken van crisisperiodes
gebruik om het repressieapparaat en controlemaatregelen tegen de bevolking
aan te scherpen. Zij doen dit om er gebruik van te kunnen maken in
periodes van ernstige sociale spanningen.
Het gaat om de gekende strategie
van de spanning. Dit is niet nieuw. Ook reeds in de periode
van de moordpartijen van de Bende van Nijvel (1982-1985) en de terreur
van de CCC (1984-1985) in België, of na de bomaanslag in het
treinstation van Bologna (1980) en de terreuracties van de Rode Brigades
(1970-1980) in Italië, werd van die spanningssfeer in de samenleving
gebruik gemaakt om het repressieapparaat te versterken. Zo kreeg de
Belgische rijkswacht meer middelen en manschappen als reactie op de
terreur van de jaren 1980.
Het ging toen om gelokaliseerde terreurdaden
en tijdelijke fenomenen. In de recente geschiedenis is er sinds 9/11,
Madrid en Londen veel radicaler ingegrepen. Terrorisme en de strijd
ertegen zijn altijd een fenomeen geweest, maar 9/11 heeft terrorisme
tot een wereldwijd gegeven en een never ending story gemaakt.
Zowel de Belgische regering als de
EU grepen 9/11 aan, niet alleen om het terrorisme te bestrijden, maar
vooral om de ganse bevolking onder controle te brengen.
Edward Snowden heeft die gang van
zaken krachtig samengevat in een speech van 17 december 2013: Deze
programmas gaan nooit over terrorisme: ze gaan over economische
spionage, sociale controle en diplomatieke manipulatie. Ze gaan over
macht.[1]
In plaats van het beleid te concentreren
en te richten op de terroristen van welk pluimage ook, werd het brede
net uitgegooid. De ganse bevolking werd in het bad getrokken. De onthullingen
van Snowden over de praktijken van de Amerikaanse geheime dienst NSA
en van de Britse geheime dienst GCHQ (Government Communications
Headquarters) laten hier geen twijfel over bestaan. Zwart op wit
tonen de documenten die Snowden boven water bracht aan dat zowat iedereen
van Merkel tot de klanten van Belgacom bespioneerd werd.
Niet alleen Snowden maar ook het Hof
van Justitie van de Europese Unie, de hoogste gerechtelijke instantie
van de EU, bekritiseerde die gang van zaken. Dat in Luxemburg gevestigde
Hof gaf fundamentele kritiek op dit beleid. Op 8 april 2014 vernietigde
het Hof in een historisch arrest de EU-dataretentierichtlijn van 2006.[2]
Deze richtlijn was een reactie op de terreuraanslagen in Madrid en
Londen. De EU verplichtte de lidstaten om alle internet- en telefooncommunicatiegegevens
te bewaren gedurende minimum zes maanden. In die enorme hoeveelheid
aan data zou dan gespeurd kunnen worden naar terroristen en zware
criminelen. Omdat die brede aanpak de privacy van miljoenen burgers
aantastte heeft het Hof de richtlijn vernietigd. De burgers
hebben het gevoel permanent onder controle te worden geplaatst,
schreef het Hof.[3] Dergelijke aanpak is disproportioneel en
niet in verhouding tot het nagestreefde doel, de strijd tegen zware
criminaliteit en terrorisme.[4] De overheid mag inbreuk maken
op bepaalde vrijheden, maar hier zijn grenzen aan. Hanteer de precieze
focus, maar houd uw handen af van de grondrechten van de massa van
de burgers. De dataretentierichtlijn is strijdig met artikel 7 en
8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, besliste
het Hof. Die artikels bepalen dat eenieder recht heeft op de eerbiediging
van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning
en zijn communicatie, en op de bescherming van zijn persoonsgegevens.
Het arrest komt er op neer dat de
overheid in de strijd tegen het terrorisme niet alles mag, en vooral
niet de vrijheden van alle burgers zomaar mag aantasten. Dit arrest
moet door alle progressieven en democraten echt gekend zijn en gebruikt
worden in de verdediging van de privacy. Dit arrest zou een verplichte
leidraad moeten vormen voor alle politici, politie- en veiligheidsdiensten
die na de aanslagen in Parijs opnieuw uitpakken met allerlei repressieve
maatregelen.
Dit historische arrest wordt door
de EU en de Belgische regering niet echt ernstig genomen, hoewel de
dataretentierichtlijn in haar geheel en met terugwerkende kracht naar
2006 nietig werd verklaard. Het gaat nochtans om een drastische uitspraak
waarin de privacy-krijtlijnen, die niet mogen overschreden worden
in de strijd tegen criminaliteit en terrorisme, worden uitgetekend.
Zo laat de Belgische regering na om de eigen Belgische dataretentiewet
van 30 juli 2013, die naast een omzetting van de EU-dataretentierichtlijn
ook nog op een veel bredere manier de privacy van de Belgische burgers
aantast, in te trekken. Het zou een signaal zijn dat de uitspraak
van Luxemburg au sérieux wordt genomen. Niet dus.
Een tweede leidraad zou moeten bestaan
in de evaluatie van alle maatregelen wetten, instellingen,
maatregelen op het terrein van justitie, politie, inlichtingendiensten
en migratie die na 9/11 in België, maar ook wereldwijd,
werden genomen. Het ging om een massa maatregelen. In de EU alleen
al meer dan 200. In België enkele tientallen. Het ging om uitzonderingsmaatregelen
die verantwoord werden door 9/11 en door de terreuraanslagen in Madrid
(2003) en Londen (2005). Ik som enkele van de Belgische maatregelen
op die na 9/11 onder de vlag van de strijd tegen terrorisme en zware
criminaliteit werden genomen: een zeer strenge antiterrorismewet die
het mogelijk maakt om op een brede schaal niet enkel terroristen maar
ook sociale en politieke opposanten aan te pakken; het Europees aanhoudingsmandaat;
de reeds genoemde dataretentierichtlijn; de aanleg van zwarte
lijsten van terreurverdachten waarop echter ook gewone politieke
opposanten voorkwamen; een massa onderzoeksmethoden voor de politie
en veiligheidsdiensten zoals telefoontap, hacking van computers, infiltratie
Ook werden er op EU-niveau nieuwe instellingen uitgebouwd zoals Europol,
Eurojust en Frontex om de samenwerking van de politie- en justitiediensten
te versterken.
Het ging in vele gevallen om uitzonderingswetten
en uitzonderingsmaatregelen, maar zij werden nooit geëvalueerd,
laat staan teruggeschroefd in rustiger periodes. Ze werden standaard.
Het is dan ook niet te verwonderen
dat Edward Snowden, wanneer hij vanuit Moskou in oktober 2014 een
videoconferentie houdt in Brussel opmerkt dat niet de terroristische
bedreigingen het grootste gevaar vormen voor de democratie, maar wel
de massa-surveillance.[5]
Een gevolg van het brede net is dat
de vrijheden en rechten van iedereen in het gedrang komen. Vrijheden
en rechten worden echter niet beschermd door ze op algemene basis
in te perken voor iedereen. Hoe meer geconcentreerd op de echte doelwitten,
hoe minder ook de grondrechten van de bevolking in het gedrang komen.
Bovendien wérkt deze brede
aanpak niet afdoende. Ze draagt er integendeel toe bij dat mensen
en middelen niet of onvoldoende geconcentreerd worden op de specifieke
groep van terroristen. Een studie van de New America Foundation toont
aan dat het in bulk en massaal opslaan van persoonsdata geen
enkele wezenlijke impact heeft op de preventie van terrorisme.[6]
Snowden zegt in dit verband terecht dat hoe meer data van ieder
verzameld worden hoe meer de aandacht verspreid geraakt, en hoe meer
de kans bestaat dat wie de aandacht verdient aan de aandacht ontsnapt.[7]
Die aanpak heeft precies het omgekeerde effect. Door het bos worden
de bomen niet meer gezien.
Het uitgebreide arsenaal aan uitzonderingsmaatregelen
heeft de aanslagen in Brussel (op het Joods cultureel centrum) en
Parijs niet kunnen verhinderen, hoewel de daders geen onbekenden waren
en een jihadverleden hadden. Zij zijn door de mazen van het net geglipt.
Anderzijds toont Verviers, waar twee potentiële terroristen in
januari 2015 werden doodgeschoten, dat het gebruik van de klassieke
onderzoeksmethoden geconcentreerd op potentiële terroristen resultaat
geeft. Deze personen in Verviers werden al lange tijd door de staatsveiligheid
in het oog gehouden met de klassieke inlichtingenmethoden zoals telefoontap.
Na Parijs: meer van hetzelfde
Het regeerakkoord dateert van oktober
2014, ruim twee maanden voor de terreur in Parijs. Reeds in het regeerakkoord
zaten een aantal van de 12 maatregelen die de regering na Parijs doorvoert.
De eerste vraag die moet gesteld worden
is of de bestaande middelen niet voldoende zijn en of zij efficiënt
worden gebruikt. Stop met het opbouwen en hervormen en zorg
dat al het bestaande functioneert, zegt VUB-professor Paul De
Hert.[8] Dit standpunt is terecht: er zijn al enorm veel mogelijkheden
om de strijd tegen de terreur efficiënt te voeren. De regering
wil de informatieuitwisseling tussen administratieve en gerechtelijke
diensten en overheden optimaliseren. De regering wil ook de analysecapaciteit
van de Staatsveiligheid versterken, om meer mensen te kunnen inzetten
voor terrorismebestrijding en het aantal mensen dat zich specialiseert
in terrorismebestrijding gevoelig uit te breiden.
Dit lijkt logisch, maar de voorwaarde
is wel dat dit gebeurt om terroristen op te sporen en niet om een
nog meer uitgebreide en gecentraliseerde informatie over politieke,
sociale of vakbondsbewegingen op te zetten. Ook de privacy is hierbij
in het geding. Hoe meer informatie, maar vooral hoe meer uitwisseling
en centralisatie ervan, hoe meer de intrusie in de privacy. De Ligue
des droits de lHomme vraagt dat de regering bijzonder
waakzaam zou zijn voor de mogelijke perverse gevolgen van deze maatregel
voor het geheel van de burgers.[9] Bij het plan om de twee inlichtingendiensten
(Staatsveiligheid, Veiligheid van het leger) nauwer te doen samenwerken
moet ook voorbehoud gemaakt worden (p. 131).[10] Beide inlichtingendiensten
hebben een gans andere doelstelling: de ene de bestuurlijke veiligheid,
de andere de militaire veiligheid van het land.
Wat wil de regering nog meer?
Eén van de belangrijkste nieuwigheden
is de oprichting van een Nationale Veiligheidsraad, naar het voorbeeld
van de NSA (National Security Agency) in de VS. Dit stond reeds
in het regeerakkoord. De regering opteert voor een totaalaanpak
inzake veiligheid. Er komt een totaal nieuwe veiligheidsstructuur,
met een politieke kern en met een bestuurlijke kern. De politieke
kern is het Ministerieel Comité Inlichtingen en Veiligheid
met naast de eerste minister ook de ministers van Justitie, Defensie,
Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en de vice-eersteministers.
De bestuurlijke poot wordt naar het
voorbeeld van het Amerikaanse NSA, de nieuw op te richten Nationale
Veiligheidsraad. Hierin worden alle diensten en aspecten van veiligheid
en inlichtingen gecentraliseerd (p. 144). Over de gevaren die een
dergelijke nooit geziene centralisatie van macht en vooral van inlichtingen
inhoudt, staat geen woord in de regeringsverklaring. De door Snowden
onthulde ontsporingen van het NSA zouden nochtans moeten aanzetten
tot voorzichtigheid bij de oprichting van een dergelijk machtig orgaan.
De Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad bespioneert, op basis van
een geheim gerechtelijk bevel, haar burgers op massale schaal: zowel
telefoongesprekken, mails als bezochte internetsites. Een dergelijke
uitgebreide gegevensoverdracht wordt doorgaans enkel toegestaan in
het kader van specifieke verdenkingen. Zelfs de vroegere democratische
vicepresident Al Gore vindt dit geheim blanco bespioneren obsceen
schandalig. Het toont de mate aan waarin onze fundamentele democratische
rechten in het geheim moeten wijken voor de eisen van niet ter verantwoording
te roepen inlichtingendiensten. De Nationale Veiligheidsraad zal het
Ministerieel Comité systematisch informeren maar er is geen
melding van democratische controle op die Nationale Veiligheidsraad,
bijvoorbeeld door het parlement. Een nieuwigheid in dat kader is dat
voortaan niet meer het OCAD, het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse,
beslist over het niveau van dreiging, maar wel de Nationale Veiligheidsraad.[11]
Zo wordt het bepalen van de ernst van de dreiging niet meer een beslissing
van experts, maar een politieke beslissing. Politiek geïnspireerde
doelstellingen dreigen in de plaats te komen van een nuchtere objectieve
analyse. Dit dient de belangen van de bevolking niet. Zo adviseerde
OCAD in januari 2015 om het dreigingsniveau 3 te beperken tot Joodse
instellingen en politiecommissariaten, terwijl de regering het op
het ganse grondgebied van toepassing verklaarde. Zo had de ganse bevolking
te maken met de verhoogde veiligheidstussenkomsten van politie en
leger.
De regering wil ruimere mogelijkheden
voor telefoontap en een verstrenging van de antiterrorismewetgeving.
Wie die materie wat kent weet dat er reeds ruime onderzoeksmethoden
bestaan en de terrorismewetgeving al zeer streng is. Het probleem
is niet op de eerste plaats het gebrek aan mogelijkheden, maar wel
de mensen en middelen om deze geconcentreerd op terroristen
efficiënt aan te wenden. Dat de bijzondere opsporingmethoden
worden uitgebreid tot de nieuwe terroristische misdrijven die in 2013
werden ingevoerd (aanzetten, rekruteren, training) is betwistbaar
daar die nieuwe wetgeving op zich op zeer gespannen voet staat met
het legaliteitsbeginsel. Die begrippen zijn zo ruim en het terrorisme
is zo breed gedefinieerd in de strafwet dat de onderzoeksmethoden
die om die misdrijven op te sporen worden voorgesteld, ook problematisch
zijn. De regering wil ook een nieuw terroristisch misdrijf invoeren,
namelijk verplaatsing naar het buitenland voor terroristische doeleinden.
Daar terrorisme in de Belgische strafwet een zeer brede definitie
heeft, bestaat de vrees dat dit misdrijf, dat nu wordt doorgevoerd
om Syriëstrijders te straffen, straks ook wordt aangewend tegen
zij die op reis gaan om een politieke of sociale beweging te bezoeken
die niets met terrorisme te maken heeft, maar in de ogen van de Belgische
staat daarmee ten onrechte wordt gelijkgesteld. Wat bijvoorbeeld met
een arts die zich naar de Palestijnse Gazastrook begeeft? Wordt dit
ook reizen naar het buitenland voor terroristische doeleinden?
Een andere maatregel van de regering
is de intrekking van de Belgische nationaliteit, om, aldus de regering,
te voorkomen dat iemand naar gebieden trekt waar terrorisme
bedreven wordt.[12] De vraag is of dit potentiële terroristen
echt gaat afschrikken. Het is een symbolische en stigmatiserende maatregel
omdat hij enkel Belg-geworden-vreemdelingen treft. Het gaat om een
flagrante discriminatie van personen afkomstig uit de migratie. Het
creëert een categorie minderwaardige Belgen, tweederangsburgers,
zij die ooit het risico lopen om de Belgische nationaliteit te verliezen.
Ook het internationaal recht en het EU-recht verzetten zich tegen
die maatregel.[13] De achterliggende bedoeling van het afnemen van
de nationaliteit is het terugsturen van die persoon naar zijn land
van herkomst. Maar de meeste Syriëstrijders zijn precies kinderen
van de tweede of derde generatie migranten, die meestal ook in België
zijn geboren. De huidige Belgische nationaliteitswet laat in zeer
uitzonderlijke omstandigheden de intrekking van de nationaliteit toe,
maar niet voor wie in België is geboren. Intrekking van de nationaliteit
en uitzetting uit België zou bovendien ook problematisch zijn
omdat in veel gevallen hierdoor ook het recht op gezinsleven, dat
gewaarborgd is door het EVRM, wordt getroffen. Ten slotte zou dit
ook neerkomen op een dubbele straf, waar terroristische Belgen die
niet uit de migratie afkomstig zijn, niet mee kunnen gestraft worden.
Die discriminatie op basis van afkomst is ook betwistbaar. De maatregel
ligt in de logica van wie van het terrorisme een wij tegen zij
zaak willen maken, een logica van uitsluiten in plaats van een beleid
dat nieuwe Belgen een volwaardige plaats wil geven in
de samenleving.
De regering hoopt het terrorisme af
te remmen door tijdelijk identiteitskaarten in te trekken en geen
paspoort meer af te leveren. Dit is niets nieuws, want in het kader
van een gerechtelijk onderzoek kunnen deze maatregelen al door een
onderzoeksrechter bevolen worden. De regering wil die bevoegdheden
nu overhevelen naar de minister van Binnenlandse Zaken na advies van
het Federaal Parket en dit voor alle situaties waarbij een persoon
een risico vormt voor de openbare orde of veiligheid. Dit is een zeer
verregaande maatregel die een verschuiving betekent van de rechterlijke
naar de uitvoerende macht. Dergelijke maatregelen moeten onder de
bevoegdheid blijven van de onderzoeksrechter daar zij thuishoren in
het strafrechtelijk domein en niet het speeltuig kunnen worden van
politieke berekeningen. In dezelfde lijn ligt de maatregel om de nationale
tegoeden van terroristen of gelden die zouden verband houden met terrorisme
te bevriezen. De regering wil dat dit actiever gebeurt.
Meer kaki op straat
Meest in het oog springend is de inzet
van het leger voor statische bewakingsopdrachten. Dit
stond ook reeds in het regeerakkoord.
Dat is een wens die de Antwerpse burgemeester
Bart De Wever reeds meermaals uitte. Zowel na de aanslag op het Joods
Museum te Brussel als na de blokkades van de foorkramers wou de Antwerpse
burgemeester het leger inzetten. Het is een belangrijk onderdeel van
de versterking en uitbreiding van het veiligheidsapparaat. Zo wordt
het leger dat getraind is om het land te verdedigen en oorlog te voeren,
gebruikt voor het handhaven van de binnenlandse veiligheid, wat niet
tot haar taken behoort. Wanneer er straks harde sociale acties komen
is het denkbaar dat de regering het leger inzet zoals gedurende de
staking van 1960-61.
Na Parijs zullen Europa en België
niet meer zijn wat ze geweest zijn. De war on terror wordt
niet meer alleen in Syrië of Irak gevoerd, maar nu ook in Europa
zelf. De terugkerende Syriëstrijders en de terroristen zijn de
enemy within, de binnenlandse vijand. Er is sprake van de clash
of civilisations. Militarisering van het binnenlands veiligheidsbeleid
vanuit een oorlogslogica is het laatste wat mag gebeuren. De inzet
van paracommandos dreigt een blijvend onderdeel te worden van
de binnenlandse veiligheidspolitiek.
Zal de inzet van het leger iets bijbrengen
aan de strijd tegen het terrorisme? Voor het preventief bewaken van
potentiële doelwitten op spanningsmomenten valt iets te zeggen.
Tot nu toe deed de politie dat, zonder problemen. De politie is mans
genoeg om de veiligheid te waarborgen en is daar ook voor opgeleid.
Het is indicatief dat voor het eerst
door de N-VA-burgemeester van Antwerpen om het leger werd geroepen
toen de foorkramers oliebollenverkopers met hun trucs
zijn stad blokkeerden. Het is ook veelzeggend dat er militaire oefeningen
komen in de Antwerpse haven, één van de cruciale plaatsen
van het vakbondsprotest einde 2014. Dat dit nu doorgevoerd wordt als
maatregel tegen het terrorisme stemt tot nadenken. Meer kaki op straat
heeft een enorme impact op de sfeer in de maatschappij. Het subjectieve
onveiligheidsgevoel neemt toe. Het gaat om een maatregel die heel
breed focust. De hele bevolking zal moeten wennen aan de aanwezigheid
van militairen. Eens gewend, kan het leger ook ingezet worden op ogenblikken
van sociale beroering. Het is vooral vanuit de N-VA dat die dubbele
agenda rond het inzetten van het leger gevoed wordt.
Er zijn nog andere bezwaren. Vincent
Gilles, voorzitter van VSOA-Politie spreekt in dit verband over demagogische
maatregelen.[14] Hij wijst erop dat politie en militairen niet
hetzelfde beroep doen en dat het beter zou zijn om de politie
de nodige middelen te geven zodat zij alle taken van binnenlandse
veiligheid kunnen waarmaken.[15] De politie is gevormd, opgeleid en
gestructureerd om de binnenlandse veiligheid en de openbare orde in
het land te verzekeren.
Van zijn kant zegt ACOD-Defensie dat
geloven dat een militair gevormd is om politietaken uit te voeren
in de grote steden, bewijst dat men nooit een voet in een kazerne
heeft binnengezet.[16] De structuur, het materiaal en de opleiding
van het leger zijn inderdaad gericht op oorlogssituaties en op de
verdediging van de grenzen, niet op handhaving van de binnenlandse
orde. Het leger opereert op vijandelijk terrein. Het leger is niet
gevormd om de publieke rust te verzekeren en de democratie te verdedigen.
Het gaat om een belangrijke democratische kwestie: in een democratie
moet het leger wegblijven uit het straatbeeld en bij de binnenlandse
ordehandhaving. Militaire dictaturen en ingrepen tegen de democratische
orde zoals in Latijns-Amerika in de jaren 1960-1970 of in Turkije
maken duidelijk dat een erg gecentraliseerde, gestructureerde en gewapende
macht als het leger een gevaarlijk instrument is om democratisch verkozen
regeringen omver te werpen of grote volksbewegingen te onderdrukken.
Er is ook nog een wettelijk bezwaar
tegen het opvoeren van het leger. Volgens artikel 43 van de Wet tot
organisatie van een geïntegreerde politiedienst kan een burgemeester
enkel het leger opvorderen wanneer én de lokale politie én
de federale politie niet meer over voldoende middelen beschikken om
in geval van ernstige en nakende bedreigingen van de openbare
orde de openbare orde te handhaven of te herstellen.[17] Wanneer
in januari 2015 het leger in de straten van enkele grootsteden verschijnt
is die dubbele voorwaarde niet vervuld. De regering had op dat ogenblik
het dreigingsniveau 3 afgekondigd: dit houdt in dat de dreiging mogelijk
en waarschijnlijk is. Deze omvang van dreiging beantwoordt niet aan
de vereisten van ernstige en nakende bedreiging van artikel
43. Die vereiste is wel aanwezig bij het dreigingsniveau 4 dat wordt
afgekondigd als de dreiging ernstig en zeer nabij is,
wat dus overeenstemt met de begrippen die in artikel 43 zijn opgenomen.
Dit lijkt een puur juridische discussie, maar dat is ze niet. Het
is niet zomaar dat de Belgische wetgever deze nuances heeft gemaakt,
daar het Belgisch Parlement heeft willen vermijden dat te snel beroep
wordt gedaan op het leger. Dit is een democratische kwestie: het leger
enkel inschakelen wanneer het land aan de rand van een crisis staat
door een ernstige en zeer nabije terroristische dreiging. Dat de regering
deze wetten naast zich neerlegt schendt niet alleen de rechtsstaat,
maar wijst er ook op dat zij de democratische verworvenheid in deze
belangrijke kwestie van tussenkomst van het leger in het binnenland
op de helling zet.
De strijd tegen de radicalisering:
het ei van Columbus
De regering gaat de strijd tegen radicalisering
opdrijven.
Zij wil de salafistische radicalisering
binnen de gevangenismuren aanpakken door aparte detentie-eenheden
voor geradicaliseerde gevangenen. De Ligue des droits de lHomme
merkt hierbij op dat zij, en met haar verschillende internationale
organisaties, reeds lang een ander beleid vragen dat er op neerkomt
de opvoeding en herintegratie van de gevangenen in de maatschappij
te bevorderen. De gevangenis op zich, zoals het beleid nu gevoerd
wordt, bevordert de radicalisering. In de gevangenissen enkel inzetten
op de versterking van het veiligheidsregime is volledig contra-productief,
argumenteert de Ligue.[18]
De belangrijkste strijd tegen de radicalisering
situeert zich buiten de gevangenismuren. De regering hanteert radicalismen
als containerbegrip en spreekt niet enkel over salafistische radicalen.
Er wordt ook geen duidelijke invulling gegeven aan wat onder radicalisme
moet verstaan worden. Het is een dermate ruim en rekbaar begrip, dat
bovendien wordt ingevuld door de politieke, religieuze en maatschappelijke
visie die eenieder heeft. Door het brede begrip radicalisme te hanteren
komen ook allerlei alternatieve en oppositiebewegingen in het vizier,
zeker in tijden van sociale spanningen.
De regering wil de radicalisering
aanpakken met een beleid op preventief, proactief, justitieel en bestuurlijk
vlak (p. 143).
Ze wil de toepassing en herziening
van de Wet van 1 augustus 1973 betreffende de diensten bij een vreemde
leger- of troepenmacht (om de Syriëstrijders te straffen) en
specifieke maatregelen tegen geradicaliseerde jongeren zoals
reeds vermeld het afnemen van de Belgische nationaliteit, het
intrekken van de identiteitskaart, het niet afleveren van een paspoort
en het bevriezen van tegoeden
Naast deze specifieke maatregelen
zijn er ook structurele maatregelen. Op niveau van de arrondissementen
komen er local taskforces, die informatie doorgeven aan en
samenwerken met de lokale politiezones. Er komen gemengde teams van
lokale en federale politie en specifieke opleidingsprogrammas.
Gegevens over gewelddadige radicalisering zullen via het bestuurlijke
luik van de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) worden uitgewisseld
tussen de relevante veiligheidspartners. Toezicht op de financiering
van het terrorisme wordt verscherpt via de Cel voor Financiële
Informatieverwerking (CFI). Er zal internationaal overlegd worden,
en jihadstrijders en hun reisgegevens worden geregistreerd op een
internationale terrorismelijst. Radicaliserende, haatzaaiende, jihadistische
inhoud van websites en sociale media zal worden bestreden. Er komt
een wettelijk kader voor het anoniem patrouilleren op het internet
(zodat kan geïnfiltreerd worden in sites
).
De regering wil bij de aanpak van
radicalisering, net zoals bij de criminaliteitsbestrijding, ook brede
lagen van de bevolking inschakelen: onder meer door een intensieve
dialoog met religieuze verantwoordelijken en het middenveld
(p. 146). Dit is een nieuwe tendens om lokale besturen, OCMWs,
jeugdclubs, jeugdbewegingen, sportclubs, kerken, moskeeën, scholen
en wijkagenten in te schakelen om als lokale voelsprieten elk radicaal
gedrag te signaleren aan de autoriteiten. Dit is nefast voor het sociale
leven.
IS en de vrees voor terugkerende Syriëstrijders
zijn feiten die terecht ongerustheid wekken. Maar al die maatregelen,
en zeker wanneer zij samen worden beschouwd, bouwen een aantal fundamentele
rechten af. Door het afnemen van paspoort en nationaliteit, verbod
op verblijf, afnemen van sociale zekerheid, speciaal gevangenisregime
creëert de overheid een categorie rechteloze en stateloze burgers.
Terroristen van welke overtuiging
ook moeten hard worden aangepakt. Want zij maken de samenleving kapot
en geven zuurstof aan de strategie van de angst. De bevolking
heeft recht om in veiligheid te leven, om zonder angst op straat te
komen.
Maar dit veiligheidsbeleid kan gebeuren
door specifieke en tijdelijke maatregelen in plaats van een permanente
uitzonderingstoestand te creëren die de burgerrechten en vrijheden
op de helling zet en de rechtsstaat uitholt.
De verwijzing naar het jihadisme is
een gemakkelijk glijmiddel. Als het enkel over jihadisme zou gaan,
zou enkel die term gebruikt worden. Dat is niet het geval. Dit maakt
mogelijk dat de integrale aanpak radicalisering in bepaalde
omstandigheden een veel ruimere toepassing kan krijgen.
Radicalisme is een ruim begrip, waarvan
de invulling bepaald wordt door de maatschappelijke positie die de
veiligheidsdiensten zelf innemen. De strijd tegen radicalisering kan
dan toelaten om nog breder dan in het kader van het terrorisme
elke oppositie onder controle te plaatsen.
Zo schrijft oud-journalist Paul Goossens:
Wedden dat Binnenlandse Zaken binnenkort zijn redenen zal vinden
om de lijst van terroristische organisaties naar links te verruimen.[19]
Onder de vlag van de aanpak van radicalisering worden gevaarlijke
precedenten doorgevoerd die in geval van breed en radicaal sociaal
verzet in hun geheel of in onderdelen kunnen worden aangewend tegen
de sociale oppositie.
Meer blauw op straat
In de regeringsverklaring is de slogan
meer blauw op straat letterlijk opgenomen. Dus ook meer
politie op straat.
De operationele capaciteit voor de
ordehandhaving zal ook opgedreven worden door hiervoor mensen en budget
vrij te maken (p. 138-139), door een samenwerking van de bijzondere
bijstandsteams van lokale en federale politie (p. 135), door de federale
reserve (FERES) en de interventiekorpsen (CIK) te versterken zodat
ze soepeler en meer efficiënt kunnen worden ingezet ten voordele
van de lokale politie in geval van incidenten, rampen of onvoorziene
gebeurtenissen van grote omvang (p. 139). De regering bereidt zich
hier duidelijk voor op het verzet tegen haar beleid en tegen dit van
de Europese Unie.
Ook de privatisering van het politiewerk
wordt in dat kader gesteld. De regering wil meer niet-politiemensen
inschakelen bij politietaken. Zo zal het bekijken van beelden van
bewakingscameras door specifiek gemachtigden of daartoe
opgeleide personen kunnen gebeuren (p. 133). Ook taken die niet
tot de kerntaken van de politie behoren, zullen kunnen worden uitgevoerd
door private veiligheidsdiensten (p. 134). Het is een eerste aanzet
voor privatisering van de politie. Privé (politie)diensten
zullen evenmin de regels vastgelegd in de wet op het politieambt moeten
respecteren.
De rol van de burgemeester in het
tuchtrecht van de politie wordt beperkt (p. 135). De tuchtcontrole
door de burgemeester (en de gemeenteraad) op de politie is een belangrijk
aspect van democratische controle.
De macht van politie- en veiligheidsdiensten
neemt drastisch toe, terwijl de mogelijkheid tot wettelijk verweer
van de burger tegenover mogelijke misbruiken van deze diensten wordt
afgebouwd. Respect voor het ambt van politieagent staat centraal
(p. 134). In onze samenleving is geen plaats voor geweld tegen
veiligheidsberoepen. De integriteit van de politiemensen dient
ten alle tijde gegarandeerd te worden bij de uitvoering van hun functie;
daartoe wordt, onder meer, hun identiteit beschermd (p. 139).
Een democratische politie verdient
respect. Maar de regering gaat eraan voorbij dat het gebruik van geweld
door burgers, ook tegen de politie, al wettelijk geregeld is: het
is verboden, tenzij uit wettige verdediging.[20] In 2010 werden de
straffen voor geweld tegen politiemensen reeds drastisch opgevoerd.[21]
Aan de bescherming van de burgers
tegen het geweld van de politie verliest de regeringsverklaring geen
woord. Nochtans zijn er de voorbije jaren diverse zaken aan het licht
gekomen van onverantwoord gebruik van geweld door politiediensten
(onder andere de zaak van Jonathan Jacob, die doodgeslagen werd in
een politiecel in Mortsel).
De regering zal zelfs naar een
oplossing zoeken voor manifest onterechte klachten tegen het politiepersoneel
en ander veiligheidspersoneel (p. 139). Het valt te verwachten
dat er (penale) sancties worden opgelegd aan wie een onterechte
klacht neerlegt. Dat kan enkel de burger afschrikken die een klacht
tegen de politie zou willen indienen. Het valt te vrezen dat bepaalde
politiemensen dit als een vrijgeleide zullen aanzien om brutaal en
racistisch op te treden. Net als het voorstel om de identiteit van
de politiemensen te beschermen. Nog maar in maart 2014 werd een nieuwe
wet aangenomen die een (beperkte) identificatie van de politie verplicht
maakte.[22] De vraag is wat de regering hier precies van plan is.
Wil de regering verbieden om voortaan politiegeweld op smartphones
vast te leggen?
Integrale Veiligheid?
Er komt een nieuwe kadernota Integrale
Veiligheid in overleg met de lokale overheden, de deelstaten
en (wat nieuw is) de Nationale Veiligheidsraad. Die kadernota moet
uitmonden in een Nationaal Veiligheidsplan in 2017 (p. 132). Het aantal
prioritaire criminaliteitsfenomenen zal beperkt worden. De vraag is
wat wel en niet zal aangepakt worden. Het enige wat concreet vermeld
wordt, is de aanpak van de grenscriminaliteit. En marginale veiligheids-fenomenen
zoals daklozen en bedelaars (komt er een nieuwe wet op de landloperij?),
kraakpanden (regeling om uitdrijving te versnellen), malafide organisaties
en slijterijen (strenger aanpakken) en drugs (verbod gebruik publieke
ruimte; geen gedoogbeleid) worden wel vernoemd (p. 133). Harde aanpak
in plaats van tolerantie en sociale oplossingen dus.
Dat geldt ook voor degenen die genieten
van uitkeringen. Uitkeringsfraude en grensoverschrijdende sociale
fraude tasten de draagkracht van onze sociale zekerheid aan. Ze moeten
samen en met gelijke slagkracht worden aangepakt. (p. 53)
Er wordt verder ingezet op datamining
en kruising van gegevens tussen de inspectiediensten, de sociale zekerheidsinstellingen,
de fiscale administratie, de Kruispuntbank van Ondernemingen en derde
instanties om dubbel gebruik van sociale uitkeringen of oneigenlijke
cumuls van een uitkering met een loon te vermijden en om ontduiking
van sociale bijdragen tegen te gaan. (p. 54)
Wanneer het echter gaat over de fiscale
fraude die de schatkist tientallen keren meer kost, is er sprake van
respect voor de belastingplichtige: de fiscus behandelt de belastingplichtige
met respect. Fiscale controles zijn nooit aangenaam maar wel noodzakelijk,
en gebeuren daarom klantgericht, correct en efficiënt.
(p. 80) En: Bovendien zouden inspectiediensten zich in de eerste
plaats meer als partner van de ondernemingen kunnen opstellen, zeker
wanneer er sprake is van een eerste overtreding. (p. 81)
De Europese Unie: het beleid versneld
en scherper doorvoeren
In een nota van 17 januari 2015 stelt
de Europese Raad haar plannen voor om een antwoord te bieden aan de
nooit geziene, brede en [23]
De EU heeft na 9/11 al ruim 200 maatregelen
in de strijd tegen het terrorisme genomen. Ook hier met een duidelijk
dubbele agenda en met een brede focus.
Deze lijn wordt verdergezet in de
maatregelen die na Parijs gepland worden. De meeste van die plannen
zaten al een tijd in de pijplijn.
Het belangrijkste luik is de voorkoming
van radicalisering. Hefboom hierbij is het counteren van de radicalisering
via het internet en vooral op de sociale media. De EU zal hiervoor
een Forum opzetten waarbij de EU-instellingen, de lidstaten, de industrie
en de civiele maatschappij en de VS betrokken worden. In eerste instantie
wordt dan ook gemikt op een totale check van wat op het internet circuleert.
In tweede instantie stelt de EU een pakket maatregelen voorop om door
opvoeding, training, jobs en integratie de onderliggende factoren
van radicalisering te ontmijnen. Ten slotte worden er programmas
uitgebouwd voor het afbouwen van het engagement van jongeren die geradicaliseerd
zijn, en om hen te deradicaliseren en te rehabiliteren. Deze laatste
maatregelen kunnen ondersteund worden zo zij uitgaan van een terechte
bekommernis om de oorzaken waarom jongeren zich tot terrorisme aangetrokken
voelen, weg te nemen.
De EU mikt verder op strengere grenscontroles
en doorgedreven informatieverwerving. Eén van de prioritaire
maatregelen die hierbij vooropgesteld wordt is het European Passenger
Name Record (PNR), met inbegrip van een intra-EU-PNR. De persoonsgegevens
van alle vliegtuigpassagiers die vanuit de EU buiten de EU vliegen,
maar ook van de vluchten binnen de EU zullen bewaard en uitgewisseld
worden. Opnieuw zullen hier alle passagiers de dupe van worden. De
privacy van miljoenen mensen komt zo op de helling: de EU-diensten
zullen van iedereen die zich binnen of buiten de EU per vliegtuig
verplaatst belangrijke persoonsgegevens bewaren. Het Europees Parlement
heeft zich tegen die gang van zaken al geruime tijd verzet omdat het
vragen had bij de schending van zoveel privacy, maar na Parijs probeert
de Europese Raad dit verzet te breken. De EU-Raad vraagt verder dat
de Commissie zo snel als mogelijk een nieuw wetgevend
voorstel zal doen voor de dataretentierichtlijn, die door het Hof
van Justitie vernietigd werd. Ook hier valt te vrezen dat de persoonsdata
die via telefoon en internet vrijgegeven worden opnieuw in het vizier
komen.
Een links veiligheidsbeleid?
Professor Coolsaet, die het terrorisme
in de geschiedenis bestudeerde, merkt op dat het (anarchistisch) terrorisme
een enorme terugval gekend heeft vanaf het ogenblik dat de georganiseerde
arbeidersbeweging in de 19e eeuw is opgekomen. Het individueel verzet
tegen onrecht dat voor sommigen uitmondde in een individuele of soms
door een kleine groep georganiseerde, gewelddadige aanslag, werd in
grote mate vervangen door het georganiseerde verzet van de arbeidersbeweging,
zowel in de politieke als in de syndicale organisaties.
Dit is vandaag ook de uitdaging, op
de eerste plaats naar de jongeren uit de migratie. Het is een taak
van de georganiseerde arbeidersbeweging om die jongeren een plaats
te geven in de sociale strijd en hen zo een zinvol en democratisch
perspectief te bieden. Zo moeten zij ook betrokken worden bij de beweging
voor een sociale, democratische, ecologische en vredelievende maatschappij,
waar zij hun plaats kunnen innemen zonder discriminatie. Dit is een
cruciale uitdaging in de strijd tegen het terrorisme.
Daarnaast zal de voedingsbodem voor
terrorisme niet worden weggenomen zonder de oorzaken ervan aan te
pakken. Alle vormen van terrorisme moeten veroordeeld worden, ook
het staatsterrorisme.
Naar aanleiding van de Europese Conventie
tegen het terrorisme van 1979 werd als definitie van terrorisme blind
geweld tegen de bevolking gehanteerd. Een eenvoudig begrip dat
de essentie van terrorisme aanhaalt. Het VN-charter had al gesteld
dat ook staten slechts geweld tegen andere staten konden gebruiken
als ze zelf werden aangevallen of met toestemming van de VN. Terrorisme
in alle vormen, gebruik van blind geweld tegen burgers of zonder internationaal
mandaat, moet veroordeeld worden.
Een links beleid tegen terrorisme
zal verder het respect voor de fundamentele rechten van de burgers
als uitgangspunt hebben. Deze zijn onder meer vastgelegd in het Europees
Verdrag van de rechten van de Mens (EVRM) van 1950 en in de mensenrechtenconventies
van de VN van 1966. Zij kwamen tot stand precies als reactie op de
barbarij en rechteloosheid van de burgers onder het fascisme en nazisme.
Een aantal van deze rechten, zoals privacy en vrije meningsuiting,
zijn niet absoluut, maar de afwijking van die rechten moet beantwoorden
aan de criteria die hiervoor zijn vastgelegd: is de afwijking noodzakelijk
in een democratische samenleving, is zij proportioneel en dus niet
buitenmaats, is het niet mogelijk om een minder ernstige aantasting
van die vrijheid te realiseren door een andere maatregel te treffen.
Kortom, het gaat om de principes van noodzaak, proportionaliteit en
subsidiariteit.
Links kan hierbij teruggrijpen naar
het zeer belangrijke arrest van 8 april 2014 van het Hof van Justitie
van de Europese Unie, dat precies de dataretentierichtlijn van de
EU vernietigde omdat ze strijdig was met de privacy en met het recht
op gegevensbescherming. De grondrechten en vrijheden mogen niet het
slachtoffer worden van het terrorisme, want anders hebben de terroristen
gewonnen.
Links zal ook de dubbele agenda van
het beleid inzake terrorisme aanklagen. Er kan niet toegelaten worden
dat onder de vlag van de strijd tegen het terrorisme hidden agendas
tegen de sociale beweging worden doorgevoerd. Links zal ook permanent
de sociale controle en de Big Brother ontwikkelingen aanklagen, niet
enkel vanuit de overheid maar ook vanuit de multinationals.
Links moet ook verdedigen dat de veiligheidsbenadering
van het terrorisme vooral preventief dient te geschieden, door infoverzameling,
info-uitwisseling, in kaart brengen,
Wat het repressieve onderdeel van
het veiligheidsbeleid betreft moet opgekomen worden voor het terugschroeven
van de uitzonderingswetgevingen en uitzonderingsmaatregelen. Terroristen
moeten hard worden aangepakt en bestraft maar met hun re-integratie
in de maatschappij voor ogen.
Om te vermijden dat vakbonden en politieke
en sociale bewegingen door de repressieve antiterreurwetten worden
getroffen kan een wetsvoorstel zoals ingediend door Groen-Ecolo op
10 september 2014 ondersteund worden. Dit wetsvoorstel wil het strafwetboek
wijzigen om activiteiten van politieke, vakorganisatorische,
menslievende, levensbeschouwelijke of religieuze aard dan wel met
enig ander rechtmatig oogmerk uit te sluiten van het toepassingsgebied
van de strafwet.[24]
Privacy: voor het grote geld, niet
voor Jan Modaal
Een bijzonder aandachtspunt is
de bescherming van de privacy. (p. 147) Dat klinkt mooi en veelbelovend.
Om de geloofwaardigheid van die woorden
enige kracht bij te zetten had de regering kunnen aankondigen dat
ze de Wet van augustus 2013 waarbij de telefoon- en internetcommunicatiedata
van alle burgers gedurende een jaar worden bewaard, zou intrekken.
Het zou een concrete stap geweest zijn zeker nadat het Europees Hof
van Justitie in april 2014 de Europese Richtlijn waarop die Belgische
wet gebouwd was, had vernietigd. Maar niet dus.
De Big Brother-maatschappij komt met
deze regering bijzonder snel dichterbij.
Dat de regering de kritieke infrastructuren,
het wetenschappelijk en economisch potentieel en de overheidssystemen
wil beschermen tegen de cyberdreiging, is niet meer dan normaal. De
massale hacking door NSA en andere diensten van deze voor het land
cruciale structuren vraagt om een betere bescherming (p. 208). Maar
wat wel een probleem stelt, is dat ze ook het doen en laten van elke
gewone burger in dit land tot in elk detail wil kennen, ook al gaat
het om zaken die niets met terrorisme of misdrijven te maken hebben.
Een bijzonder gevaarlijke tendens
is de wil om allerlei databanken aan mekaar te koppelen of bestaande
databanken drastisch uit te breiden. De informatisering van justitie
zal afgestemd worden op de informatisering bij de politie met het
oog op een vlottere informatiedoorstroming (p. 111 en p. 137). De
nieuwe ICT van het gevangeniswezen (Sidis Suite) zal op termijn gekoppeld
worden aan de kruispuntbank sociale zekerheid (p. 124). De gegevensbank
van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP) zal uitgebreid
worden door er, naast niet betaalde bankkredieten ook niet betaalde
rekeningen voor energie, telecom, personenbelasting
in onder
te brengen. In die gegevensbank zullen ook personen met huurachterstanden
opgenomen worden (p. 129). Justitiewatcher Jan Nolf uitte hierbij
terecht de kritiek dat verhuurders deze databank zullen raadplegen
en zo de zogenaamde zwakke huurders dreigen uitgesloten te worden
op de huurmarkt. De twee inlichtingendiensten zullen informatie optimaal
uitwisselen (p. 132). Het bestuurlijk luik van de Algemene Nationale
Gegevensbank (ANG) van de politie zal toegankelijk worden voor de
geïntegreerde politie (p. 145).
Een databank mag enkel gegevens bevatten
die verband houden met het doel ervan en de data mogen enkel voor
dat doel gebruikt worden en niet voor iets anders.[25]
Eén categorie blijft buiten
schot: de grote financiële vermogens. Alle gegevens van de gewone
man worden zorgvuldig in deze databanken verzameld. Maar er komt opnieuw
geen vermogenskadaster. Het is tijd dat die elementaire democratische
opdracht vervuld wordt, en dat er een inventaris wordt aangelegd van
de rijkdommen in ons land. Laat ons de rijkdom in kaart brengen. Die
rijkdom moeten we kennen om hem te activeren, om opnieuw te investeren
in de samenleving, in plaats van ze te verbergen in belastingparadijzen.
Raf Jespers (raf.jespers at
progresslaw.net) is advocaat bij Progress Lawyers Network.
Hij is lid van de Liga voor de Mensenrechten en van de Internationale
Vereniging van Democratische Juristen. Hij is auteur van het boek
Big Brother in Europa, EPO Antwerpen 2010.
[1] Edward Snowden, An Open Letter
to the People of Brazil, Folha de S.Paulo, 16 december 2013.Zie: http://www1.folha.uol.com.br/internacional/en/world/2013/12/1386296-an-o....
Andy Stevens, Snowden: NSA-spionage gaat niet over terrorisme,
maar over macht, De Standaard, 17 december 2013. Zie: http://www.standaard.be/cnt/dmf20131217_00891766.
[2] Arrest van 8 april 2014, Hof van
Justitie van de Europese Unie, gevoegde zaken C-293/12 en C-594/12.
[3] Arrest van 8 april, Hof van Justitie
van de Europese Unie,
[4] Arrest van 8 april, Hof van Justitie
van de Europese Unie,
[5] Edward Snowden, Videoconferentie
Vrijheidsfestival te Brussel, 23 oktober 2014. Zie:
[6] Glenn Greenwald, Nulle part
où se cacher, JC Lattès, Parijs, 2014, p. 286.
[7] De Morgen, 22 januari 2015.
[8] Paul De Hert, De Belgische politie-
en veiligheidsagenda voor Europa is gematigd en Panopticon, 2009,
6.
[9] Ligue des droits de lHomme,
19 januari 2015. Zie: http://www.liguedh.be/espace-presse/130-communiques-de-presse-2015/2242-....
[10] Regeerakkoord, 9 oktober 2014.
Zie: www.premier.be/sites/default/files/articles/Accord_de_Gouvernement_-_Reg....
De paginanummers in de tekst verwijzen naar de pagina in deze versie
van het
[11] Er zijn vier dreigingsniveaus:
1= laag, 2=gemiddeld, 3=ernstig, 4=zeer ernstig (KB 28 november 2006,
artikel 11 §6). Ernstig: indien blijkt dat de dreiging tegen
de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt
van de analyse mogelijk en waarschijnlijk is.
[12] VTM-nieuws, 16 januari 2015.
[13] Hoge Commissaris van de Verenigde
Naties voor de Mensenrechten, Jaarrapport, 19 december 2013.
[14] La Libre, 14 januari 2015.
[15] Ibid.
[16] Ibid.
[17] Wet tot organisatie van een geïntegreerde
politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, 7 december 1998. Zie:
http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&c....
[18] Ligue des droits de lHomme,
19 januari 2015.
[19] Tweet, 21 oktober 2014,
@PaulGoossens2.
[20] Artikel 37bis en 38 van de wet
van 5 augustus 1992 op het politieambt bepaalt in welke gevallen de
politie geweld mag gebruiken. Artikel 257 wetboek Strafrecht sanctioneert
politie die zonder wettige reden geweld gebruikt. Artikel 416 wetboek
Strafrecht bepaalt dat er geen misdrijf is wanneer de doodslag, de
verwondingen en de slagen geboden zijn door de ogenblikkelijke noodzaak
van wettige verdediging van zichzelf of van een ander.
[21] Artikel 280 wetboek Strafrecht.
[22] Wet van 4 april 2014 tot wijziging
van artikel 41 van de wet op het politieambt; deze wet kwam er na
een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
[23] Council of the European Union,
DS 1035/15, 17 januari 2015. Zie: https://archive.org/stream/pdfy-K9vv-wDwEyzhTKU6/eu-council-ct-ds-1035-15_djvu.txt.
[24] Wetsvoorstel 10 september 2014
van Stefaan Van Hecke en Zakia Khattabi, Doc 54 0248/001.
[25] R. Jespers, Big Brother in
Europa, uitg. EPO, 2010, p. 128-134.
Bron: Marxistische
Studies nr. 109