Westerse oorlogszucht
en moslimextremisme
Auteur:
Domenico Moro *
ik ben van mening dat
al die inspanningen om het regime van Assad omver te werpen vele zakken
gevuld hebben. [
] Daarom moeten ook Qatar, Saoedi-Arabië
en andere landen betrokken worden bij de strijd tegen de Soennitische
extremisten. Daniel Benjamin, voormalig hoofd van de afdeling
antiterrorisme van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.2
De religie is de verzuchting
van het verdrukte schepsel, het gemoed van een harteloze wereld, zoals
ze ook de ziel van zielloze toestanden is. Zij is opium van het volk.
De opheffing van de religie als denkbeeldig geluk van het volk is
de vereiste voor zijn werkelijk geluk. Karl Marx, Bijdrage
tot de kritiek op Hegels rechtsfilosofie.
De rampzalige gevolgen van de vernietiging
van de Arabische lekenstaten1
De vijand staat al lang niet meer voor
de deur, hij is al binnen. Dat is wat de regeringen en massamedia
ons vertellen. Na de aanval op Charlie Hebdo lijkt het alsof
het in de Westerse wereld, met zijn vrijheid van opinie en van meningsuiting,
onbetwistbaar vast te staan dat de samenleving ernstig bedreigd wordt
door het beestachtige moslimextremisme. Daarom moeten we ons voorbereiden
op een oorlog, niet alleen in het buitenland, maar ook binnen onze
landsgrenzen. We krijgen sterk het gevoel dat er een nieuwe fase aanbreekt
in de oorlog tegen het terrorisme, door Bush begonnen na 11 september
2001, maar nooit beëindigd. Het is geen toeval dat we over de
gebeurtenissen in Parijs spreken als over de Europese 11 september.
De Italiaanse premier Matteo Renzi heeft van de gelegenheid gebruik
gemaakt om te verklaren dat Italië bereid is deel te nemen aan
een militaire interventie in Libië, ook al is dat onder de vleugels
van de VN. En dit nauwelijks meer dan honderd jaar na de koloniale
invasie van 1911.
Maar zoals bij alle oorlogen, wordt
ook hier in de eerste plaats gesjoemeld met de waarheid. Daarom is
het van fundamenteel belang dat we het alles dekkende waas van schijnheiligheid
wegwerken en de waarheid blootleggen. De veranderingen van het historische
kader zorgen echter voor complicaties. Het gaat daarbij dan vooral
om fenomenen zoals het moslimradicalisme, die vroeger minder belangrijk
waren en vooral op lokaal niveau speelden. Links heeft op dat vlak
een wezenlijke achterstand bij het analyseren van de feiten en daaruit
volgen onzekere politieke en ideologische standpunten. Ditzelfde geldt
voor zijn aanpak van het huidige imperialisme en van de rol van de
immigratie van buiten Europa.
Het moet eerst en vooral duidelijk
zijn dat de verspreiding van het moslimextremisme nauw samenhangt
met de destabilisering van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Die
destabilisering wordt door de Westerse imperialistische grootmachten,
te beginnen met de VS en Frankrijk, systematisch aangewakkerd. Zo
heeft het Westen de radicale islam, in het bijzonder de jihadistische
bewegingen, gesteund; dit was zelfs een cruciaal element van zijn
strategie. En het zijn net die groeperingen, die de aanslagen in Parijs
hebben opgeëist en waartoe zowel Coulibaly als de broers Kouachi
verklaarden te behoren. Maar ook wij Italianen staan daar niet buiten.
Al in de jaren tachtig hielpen en steunden de Italiaanse geheime diensten
het moslimfundamentalisme in Noord-Afrika, tegen de lekenregimes die
het wilden vernietigen of inperken. In juli 2007 publiceerde het toonaangevende
tijdschrift Limes een getuigenis van Nino Arconte. Daarin verklaarde
de ex-agent van de Sismi (de Italiaanse militaire inlichtingen- en
veiligheidsdienst) dat de Italiaanse inlichtingendienst twintig opleidingskampen
voor islamitische militanten had opgericht. De dienst steunde hiermee
de opstanden die in 1987 zouden leiden tot de afzetting van Bourguiba,
de toenmalige seculiere president van Tunesië.3 De islamisten
werden daarna door de Italianen gedumpt en vervolgd door de nieuwe
Tunesische regering van Ben Ali. Ze weken uit naar Algerije, waar
ze de lange en bloedige burgeroorlog tussen islamisten en de krijgsmacht
in de jaren negentig aanwakkerden.
Als er vandaag in Noord-Afrika en het
Midden-Oosten uitgestrekte gebieden ten prooi zijn gevallen aan anarchie
of in handen van terroristische organisaties en jihadistische milities
zoals het beruchte IS (Islamitische Staat) zijn gekomen, dan komt
dat doordat de bestaande lekenstaten, die deze milities bestreden
en in bedwang hielden, systematisch vernietigd werden. Die vernietiging
gebeurde voor een deel rechtstreeks door Westerse strijdkrachten,
zoals bij de invasie in Irak. Daarnaast konden de gewapende milities
ook rekenen op politieke steun en wapens uit het Westen en de bevriende
Arabische petroleummonarchieën, zoals in Libië en Syrië
het geval was. Libië is misschien het beste voorbeeld. Daar hebben
de Europese en Amerikaanse luchtbombardementen niet alleen talloze
burgerslachtoffers gemaakt, ze hebben de rebellen ook aan een overwinning
op Kadhafi geholpen, wat anders zeer onwaarschijnlijk was geweest.
De Arabische Lentes werden door de Westerse media opgehemeld
en afgeschilderd als de strijd voor vrijheid van het volk tegen bloeddorstige
dictators, maar op hetzelfde ogenblik drongen duizenden jihadisten
uit de hele wereld Libië en Syrië binnen, landen die nu
tot kleine Afghanistans zijn herleid en in handen van krijgsheren
zijn gevallen. En dat alles gebeurt op twee passen van onze achterdeur.
De petroleummonarchieën Saoedi-Arabië, Qatar en Koeweit
zijn historische bondgenoten van West-Europa en de VS. Deze laatste
heeft er zelfs militaire basissen. Zelfs Daniel Benjamin, onder Hilary
Clinton het hoofd van de afdeling antiterrorisme van het Ministerie
voor Buitenlandse Zaken, geeft uitdrukkelijk toe dat die drie staten
de milities financierden die Kadhafi ten val brachten en Assad ei
zo na neerhaalden.4
Verder is Frankrijk voor een groot
deel verantwoordelijk voor het ontstaan van die situatie. Het waren
immers Frankrijk en, in mindere mate, Groot-Brittannië die aanstuurden
op een Westers militair ingrijpen in Libië en Syrië, rechtstreeks
of door steun te verlenen aan de rebellen. Italië
en de VS waren veel terughoudender, vooral bij de interventie in Libië.
Na de recente feiten in Parijs werd de Franse geheime dienst, die
nochtans bekend staat om zijn efficiëntie, wereldwijd van incompetentie
beschuldigd. Het televisiejournaal van de Italiaanse Rai (en dus geen
blog vol complottheorieën) stelde de vraag hoe het mogelijk was
dat de broers Kouachi ongestoord heen en weer konden reizen tussen
Frankrijk, Syrië en Jemen, waar ze werden opgeleid. Misschien
ging het niet alleen om incompetentie. Misschien leekt het voor de
Fransen beter om toch tot op zeker moment de stroom mannen die uit
Europa in Syrië tegen Assad gingen vechten, niet al te streng
te controleren. Die stroom passeerde trouwens langs het stuk grens
met Syrië dat door Turkije wordt gecontroleerd. Turkije is lid
van de NAVO en steunt, volgens Alberto Negri van de krant Sole24ore,
niet alleen het VSA (Vrij Syrisch Leger), maar al jaar en dag ook
de jihadistische groep Jabhat al-Nusra in de strijd tegen Assad.5
Al-Nusra, een Syrische tak van Al Qaida, krijgt trouwens ook hulp
van Qatar en Koeweit. Saoedi-Arabië van zijn kant steunt het
Islamitisch Front, dat ook jihadistisch is en een Islamitisch Emiraat
in Syrië wil stichten.
Het gemak waarmee islamitische strijders
naar Syrië kunnen reizen, past perfect in de Westerse strategie
die ook de Obama-administratie volgt, tot nu toe tenminste: rechtstreekse
interventies met grondtroepen moeten worden vermeden. In plaats daarvan
worden luchtmacht en lokale milities ingezet. Dat is goedkoper, minder
riskant op het vlak van de internationale politiek en het is makkelijker
om zo een interne consensus te behouden. En intussen zijn er genoeg
films over gemaakt (de voorlopig laatste is de recente en dubbelzinnige
film van Clint Eastwood): het risico is groot dat de jonge Amerikaanse
soldaten aan den lijve ondervinden dat geen enkele van die bevrijde
volkeren hen ook effectief als bevrijders ziet. Het inzetten van lokale
troepen is trouwens niets nieuws. In de tijd van het kolonialisme
gebruikte Engeland Indiase troepen om zijn oorlogen uit te vechten
en Italië deed een beroep op dubats uit Somalië en
askaris6 uit Eritrea. En ook vandaag nog, na de aanslagen
in Parijs, benadrukt Benjamin dat men aan de verleiding moet weerstaan
om Westerse troepen ter plaatse te sturen. Het probleem is dat het
niet zo gemakkelijk is om die nieuwe askaris onder
controle te houden of in een bepaalde richting te duwen. Vaak komen
ze zelfs in opstand tegen wie dacht de touwtjes in handen te hebben.
De binnenlandse vijand: de ontwikkeling
van het moslimradicalisme in Europa
Wie zijn die nieuwe askaris
dan? Volgens de media komen duizenden strijders uit Europa. Velen
zijn Europese burgers en sommigen zijn zelfs blanken die
zich tot de radicale islam hebben bekeerd. Zo komen we voor een nieuw
probleem te staan. Er bestaat een front in het buitenland, in grote
mate gecreëerd met de hulp van het Westen, en nu is er ook een
binnenlands front. Ook hier is het niet zo vanzelfsprekend om de grenzen
van het conflict en de verantwoordelijkheden te definiëren, of
te bepalen wie ermee begonnen is. In het tijdperk van de wegwerpinformatie
vergeten we nogal snel wat we liever niet willen weten. Zo zijn we
al vergeten dat de grootste terroristische aanslag van de voorbije
jaren op West-Europees grondgebied door de Noor Anders Breivik werd
gepleegd. In 2011 slachtte hij 77 kinderen en jongeren van de Noorse
sociaaldemocratische partij af, om te protesteren tegen de teloorgang
van de Noorse cultuur door de massale immigratie van moslims.
Meer recent steekt de afkeer van de
islam als godsdienst overal in Europa de kop op. Dat levert niet alleen
hopen stemmen op voor de xenofobe partijen, het leidt ook tot gewelddadige
en terroristische aanslagen. In Zweden zijn tussen Kerstmis en Nieuwjaar
verschillende aanvallen met molotovcocktails op moskeeën geregistreerd.
De groei van die anti-islamitische gevoelens zien we duidelijk in
de verspreiding van de Pegidabeweging in Duitsland. Hoewel ze op een
meer gematigde manier naar buiten komt dan het nazistische extreemrechts,
verpersoonlijkt Pegida toch dezelfde ideeën, namelijk dat we
de nationale Europese identiteit moeten beschermen tegen de islam.
Gelijktijdig met deze manifestaties van een deel van de Europese bevolking,
vooral behorend tot de lagere klassen, zien we bij de nieuwe generaties
van kinderen van niet-Europese immigranten een massale herontdekking
van de islamitische godsdienst. Maar met die herontdekking van de
islam als geloofsleer gaat ook een sterke aantrekkingskracht van de
verschillende vormen van de politieke islam gepaard.
Welke materiële en sociale oorzaken
liggen aan de basis van die religieuze en politieke ideologische uitingen?7
Waarom lijkt de interetnische en interreligieuze integratie in Europa
en in het bijzonder in Frankrijk, een mislukking? Alles begint bij
het feit dat er in Europa, met de miljoenen mensen uit de onderste
lagen van de werkende bevolking en het lompenproletariaat, een nieuw
volk van de afgrond is ontstaan.8 Velen onder hen zijn
echte Europese burgers, kinderen of kleinkinderen van migranten uit
Arabische of andere niet-Europese landen. Ze vormen een groep die
we een binnenlandse derde wereld zouden kunnen noemen,
een soort kolonie in eigen land, die tot op de dag van
vandaag decennialang door het kapitaal in stand gehouden en gevoed
is.
Het doel was en is nog steeds
om voldoende werkkrachten voorradig te hebben en een industrieel
reserveleger op te bouwen om zo de lonen laag te houden. Het
geboortecijfer van de Europese bevolking blijft immers dalen. Na decennia
van dramatische demografische neergang heeft Frankrijk nu de hoogste
vruchtbaarheidsgraad van het continent. En die heeft het echt niet
te danken aan een gulle welvaartsstaat die de families ondersteunt,
maar aan de migranten.9 De kapitaalcrisis en de structurele
hervormingen van de Europese bezuinigingspolitiek zorgen voor
lagere lonen, een verschrompeling van de welvaartsstaat en vooral
van de mogelijkheid een fatsoenlijke job te vinden. Met andere woorden,
we hebben te maken met een bevolkingsoverschot. Dit is geen overbevolking
in de absolute betekenis van het woord. Het betekent wel dat de enige
mogelijkheid om deze bevolking in de huidige maatschappij op te nemen,
erin bestaat haar te gebruiken als werkkrachten, om zo nog meer kapitaal
te vergaren.
Veel Europeanen worden door die relatieve
overbevolking getroffen. Niet alleen migranten of kinderen van migranten
van de tweede of derde generatie, maar ook veel autochtonen,
die definitief naar de reserve van het werkende leger
verschuiven. Die situatie creëert sociale spanningen die hoe
dan ook een uitlaatklep moeten vinden. Dit gebeurt helaas niet in
een gezamenlijke, etnisch-overkoepelende strijd tegen de echte oorzaak
van het probleem (de kapitalistische productiewijze) maar in een onderlinge
strijd tussen de armen (of tussen wie arm is en wie vreest het te
worden) om de steeds schaarser wordende goederen. Die strijd neemt
etnische vormen aan of manifesteert zich als een religieus en cultureel
conflict.
Marx stond als materialistisch en politiek
revolutionair erg kritisch tegenover godsdienst. Hij zag daarin zowel
de uitdrukking van materiële ellende als het protest
tegen die materiële ellende.10 Toen hij godsdienst omschreef
als opium van het volk, omvatte die uitspraak dan ook
veel meer schakeringen dan een bepaalde interpretatie wil doen uitschijnen.
Wanneer Marx zei dat godsdienst opium van het volk was, bedoelde hij
dat godsdienst, zoals opium voor oorlogsgewonden, het leed verzacht
van wie onderdrukt en vernederd wordt.11 In hun beginjaren waren trouwens
zowel het christendom als de islam godsdiensten van armen en slaven.
Zowel in de Koran als in het Evangelie vinden we zeer harde woorden
aan het adres van de rijken en de Bijbelse Apocalyps is een aanklacht
tegen het Romeinse imperialisme.
Als ik naar Marx en de geschiedenis
van de godsdiensten verwijs, doe ik dat niet alleen om filosofische
redenen. Het gaat hier om de politieke noodzaak om het contradictorische
karakter van religie te begrijpen, om de dominante klassen van weerwoord
te kunnen dienen, omdat zij religie gebruiken als een instrument om
anderen onder de knoet te houden. In deze moderne tijd, die hun identiteit
steeds meer aan stukken scheurt, is (de islamitische en christelijke)
godsdienst voor vele (autochtone en allochtone) Europeanen de enige
manier om zich uit te drukken. Men moet wel een onderscheid maken
tussen islam en moslimfundamentalisme. De islam is een geloofsleer
die niet automatisch instemming met een bepaalde politieke stroming
inhoudt, noch met geweld of jihad. Net zomin als het christendom.
Miljoenen moslims sympathiseren net als miljoenen christenen met partijen
van diverse politieke en ideologische strekkingen.
De islam is trouwens ook doctrinair
erg gevarieerd. Zo zijn er belangrijke quiëtistische12 of zelfs
mystieke stromingen, zoals het soefisme, die elke vorm van geweld
verwerpen. Voor Europeanen is het moeilijk om de islam te begrijpen,
omdat we geconditioneerd zijn door het christendom dat, vooral in
de katholieke Kerk, een clerus heeft, een gestructureerde organisatie
en een uitgewerkt religieus gedachtegoed. De islam kent geen kerken
of echte geestelijken. Enkel de sjiitische minderheid heeft iets wat
daarvan in de buurt komt. Voorts moeten we een onderscheid maken tussen
de islam en het moslimfundamentalisme. Dit laatste is geen geloofsleer,
maar een politieke en ideologische stroming. Die kan als islamitisch
worden gedefinieerd, omdat ze haar politieke lijn door een subjectieve
interpretatie rechtvaardigt en op de godsdienst zelf terugvalt. Dit
geldt vooral voor de toepassing van de wetten van de Koran wat, zoals
bij elke andere wet, vooral een kwestie van interpretatie is. Het
moslimextremisme is dus ook geen eenvormig geheel en kan niet worden
teruggebracht op het jihadisme alleen. Er zijn opmerkelijke interne
verschillen, met stromingen die soms zelfs volledig tegengestelde
politieke standpunten en strijdvormen aanhangen.
In elk geval betekent de islam voor
de migrantenjongeren die het politieke moslimextremisme aanhangen,
een manier om zich los te maken van en zich te wreken op Europa, en
bij uitbreiding, op het Westen. Want het is dat Westen, dat de vaders
heeft binnengehaald en bij hun kinderen verwachtingen heeft gewekt
die het nu weigert in te lossen. Ook hier krijgen we een déjà
vu. In de jaren vijftig en zestig vonden duizenden zwarte Amerikanen
in een zelfde beweging de weg naar de islam. Geconfronteerd met rassendiscriminatie
voelden ook zij de nood hun wortels en eigen identiteit terug te vinden.
Ook toen ging het, net zoals vandaag in Frankrijk, om jonge gemarginaliseerde
proletariërs en armen, vaak kleine criminelen, die de islam in
de gevangenis beter leerden kennen.
Malcom Little, beter bekend als Malcom
X, is daar een goed voorbeeld van. De ontwikkeling van een zwart bewustzijn,
het besef deel uit te maken van die kolonie in eigen land,
heeft toen wel niet tot de heerschappij van het moslimextremisme of
het jihadisme geleid. Het duwde de zwarten in de richting van politiek
links en van de strijd tegen de kapitalistische en imperialistische
macht van Amerika.13 Toen heerste daar natuurlijk een politiek-ideologische
context die deze evolutie stimuleerde en ook de internationale machtsverhoudingen
waren totaal anders dan vandaag. Bovendien speelde dit zich af binnen
een vergevorderde kapitalistische structuur, wat in het Midden-Oosten
vandaag niet het geval is.
Politieke versmelting van Westers
imperialisme en jihadisme
Veel jonge Europeanen van Arabische
en Afrikaanse oorsprong zien het islamitische extremisme dus niet
zozeer of niet alleen als bron voor een religieuze kijk
op de werkelijkheid. Voor hen is het ook een politiek model, een sociaal
en ideologisch alternatief voor de wereld waarin ze leven. Maar wanneer
iets een model wordt, gebeurt dit in de eerste plaats omdat het succes
heeft. Het moslimextremisme in de Arabische en Afrikaanse landen heeft
vandaag dat succes ten opzichte van het Westers geschoolde secularisme.
Dat is niet altijd zo geweest. Gedurende een lange periode, in de
jaren veertig tot zeventig, bestonden er in Noord-Afrika en het Midden-Oosten
wereldlijke, nationalistische en linkse partijen en bewegingen. Zo
was er het Nasserisme in Egypte en de Baath-partij in Syrië
en Irak. De strijd van de Arabische volkeren voor onafhankelijkheid
en voor het bouwen van een samenleving zonder de vroegere koloniale
machten werd zelfs aangevoerd door marxistisch georiënteerde
stromingen.
Diezelfde stromingen zorgden er ook
voor dat de landen zich van de VS gingen afkeren en toenadering zochten
tot de Sovjet-Unie en haar sociaal model. Vooral vanaf de Iraanse
revolutie in 1979 begon het tij te keren. Het moslimextremisme begon
aan zijn opmars en schakelde een voor een zijn wereldlijke concurrenten
uit. In drie decennia tijd veroverde het de alleenheerschappij in
de hele streek. De neergang van de wereldlijke linkse zijde in de
Arabische landen was het gevolg van een mengeling van factoren. Ten
eerste was er de verzwakking van links en van het socialisme op wereldniveau.
Daardoor boette links aan invloed in zowel bij de arme massas
als bij de intellectuelen in de periferielanden, vooral in de Arabische
landen.
Ten tweede gebruikten het Westers imperialisme
en de Arabische petroleummonarchieën het moslimfundamentalisme
in hun strijd tegen links. Tegelijk gingen die petroleummonarchieën
veel islamitische bewegingen en partijen fors financieren. Die konden
hiermee een privaat zorgsysteem opzetten en zich zo verankeren in
verarmde sociale groepen die geen of bijna geen bijstand kregen van
de overheid.
Ten slotte verloor links geleidelijk
aan ook gewoon zijn geloofwaardigheid. Het faalde keer op keer, zowel
in het opbouwen van een moderne samenleving als in zijn strijd tegen
het Westers imperialisme en tegen Israël, dat vaak door een deel
van de wereldse sector en de postkoloniale regeringen wordt gesteund.
Al deze min of meer externe redenen
vinden hun oorsprong in meer structurele, economische en sociaal-demografische
oorzaken die we, hoewel ze bijzonder belangrijk zijn, hier slechts
vluchtig kunnen bespreken. We beperken ons tot de opmerking dat de
globalisering, door een grotere integratie van de periferie in de
centrale economieën, factoren voortbracht die in Noord-Afrika
en het Midden-Oosten voor grote spanningen zorgen. De politieke instellingen
en de sociale structuur zijn er volledig gedestabiliseerd.14 Bij die
factoren hoort onder andere de dynamiek van de financiële wereld,
die al herhaaldelijk zorgde voor een verhoging van de prijzen van
de voedingsgrondstoffen. Bovendien is de ontwikkeling van de landen
in die regio zeer kwetsbaar, omdat ze afhankelijk zijn van Europa
en de VS.
Maar de doorslaggevende factor vinden
we bij de plaatselijke landbouw. Doordat die meer en meer gericht
is op uitvoerproducten, is het watertekort typisch voor die
regios nog schrijnender geworden, waardoor er nu een
zware crisis in de landbouwsector woedt. In deze context zorgt de
exponentiële bevolkingstoename met een groei van 3 tot 5 % voor
explosieve resultaten. Door die groei zien we ook hoe de plattelandsbevolking
naar de grote steden trekt, die daardoor steeds groter en onleefbaarder
worden. In 2000 telde Egypte bijvoorbeeld 64 miljoen inwoners. In
2014 waren dat er 85,7 miljoen volgens gegevens van de Verenigde Naties.
Er is een overwicht van de jongere leeftijdsgroepen, die spijtig genoeg
geen antwoord krijgen op hun steeds sterkere vraag naar werk en politieke
inspraak.15
En aangezien de Westerse ideologieën
hun aantrekkingskracht verloren hebben, grijpt het protest tegen de
bestaande situatie naar de ideologische instrumenten die het spontaan
op zijn pad vindt en die geworteld zijn in de historische tradities.
Bij gebrek aan een politiek alternatief kan het moslimfundamentalisme
zich vervolgens verder ontwikkelen. Het gebruikt die sociale en politieke
spanningen bij de onderste lagen van de plaatselijke bevolking als
voedingsbodem en richt zich vooral op de jongeren, omdat die gemakkelijker
te mobiliseren zijn.
De rampspoed van het Palestijnse volk
illustreert dit heel goed. Al Fatah en de linkse en marxistische organisaties
verliezen steeds meer aan belang, terwijl verschillende radicaal-islamitische
bewegingen almaar sterker worden. Dit laatste werd in het begin zelfs
aangemoedigd door Israël, dat redeneerde volgens het aloude principe
van het klassieke imperialisme, het Romeinse verdeel en heers.
Het Westers imperialisme probeerde dit principe trouwens altijd al
in het Midden-Oosten toe te passen. De geheime akkoorden die Frankrijk
en Groot-Brittannië in 1916 sloten om deze regio te verdelen,
zorgden ervoor dat de staten van het postkoloniale tijdperk, van Syrië
tot Irak, een absurd lappendeken van etnische en religieuze groeperingen
werden. In recentere tijden hebben de VS de conflicten tussen het
wereldlijke en het religieuze, tussen Arabieren en Perzen, tussen
soennieten en sjiieten, altijd gevoed. Dit begon al toen ze tijdens
de oorlog tussen Iran en Irak (1980-88) Saddam Hoessein ertoe aanzetten
Iran, met zijn Perzen en sjiitische moslims, aan te vallen. Later,
nadat de Verenigde Staten door hun invasie in 2003 Saddam Hoessein
en de Iraakse staat zelf hadden uitgeschakeld, wakkerden ze ook daar
de strijd tussen soennieten en sjiieten aan. Ze ontbonden hierbij
het Iraakse leger, de enige organisatie die echt nationaal kon genoemd
worden en gingen de sjiieten bevoordelen ten nadele van de soennieten.
Daardoor is het hele Midden-Oosten
vandaag één groot kruitvat geworden, versnipperd in
diverse religieuze en etnische groepen die met elkaar in de clinch
liggen. Volgens onze analyse is het belangrijkste aspect van die evolutie
dat zich geleidelijk een soort op het eerste zicht onnatuurlijk
bondgenootschap heeft gevormd tussen enkele stromingen van
het moslimfundamentalisme, namelijk het jihadisme, en het Westers
imperialisme. Maar eigenlijk is dat bondgenootschap helemaal niet
zo nieuw. Op 14 februari 1945 vond een historische ontmoeting plaats
tussen president Roosevelt en de monarch Ibn Saud. Dit gebeurde in
de nasleep van het Verdrag van Jalta dat, met de nederlaag van Duitsland
en Japan in zicht, de wereldstructuren moest hertekenen. Saoedi-Arabië
kreeg in die nieuwe wereldstructuur een plaats als olieleverancier
en strategische bondgenoot van het Westers imperialisme naar Amerikaans
model. Het bondgenootschap tussen de Saoediërs en de Westerse
voorvechters van de mensenrechten en de vrije meningsuiting, loopt
nog altijd door. Al lijkt Saoedi-Arabië, trouw aan de wahabitische16
interpretatie van de islam, het niet al te nauw te nemen met die rechten
en vrijheden, kijken we maar naar de ongelijkheid tussen man en vrouw.
Wij mogen ook niet vergeten dat Saoedi-Arabië een belangrijke
rol speelde in de strijd tegen de Sovjet-Unie. Veel Saoedische soldaten
die later jihadistische groeperingen vormden, deden hun eerste oorlogservaringen
op in Afghanistan tegen het Rode Leger. Osama Bin Laden is daar een
voorbeeld van.
De recente geschiedenis toont duidelijk
aan hoe het Westers imperialisme en bepaalde belangrijke sectoren
van het jihadistische moslimextremisme samensmelten. Dit gebeurt vanuit
een gedeeld strategisch doel: de vernietiging van de wereldlijke staten
en van het Arabische en het Pan-Arabische nationalisme. Het Westers
imperialisme wilde bepaalde staatsformaties (Irak, Syrië, Libië)
elimineren. Die stonden immers in de weg van de projecten voor imperialistische
overheersing en controle over het Midden-Oosten en het Middellandse
Zeegebied. Deze regio is van fundamenteel belang, niet alleen op geostrategisch
vlak, maar vooral voor de energiebevoorrading. Ook het moslimextremisme
wilde die Arabische natiestaten elimineren omdat het die beschouwt
als het product van een externe secularisatie, die het principe van
de goddelijke soevereiniteit niet erkent. De denkwijze van de radicale
ideologieën uit het begin van de 20e eeuw, waaronder die van
de Pakistaan Maududi en die van Qutb, Egyptenaar en oprichter van
de Moslimbroeders, is gebaseerd op de jahilyya: de overtuiging
dat de islamitische samenlevingen zich opnieuw in dezelfde staat van
onwetendheid bevinden als voor de komst van de Profeet. De oorzaak
hiervan ligt volgens hen in het overnemen van de Westerse modellen,
en dat verklaart waarom de Arabische staten en samenlevingen die ontstonden
na de dekolonisatie, geen succes kenden. Gezien hun antimoderne en
anti-Westers standpunt, lijkt de relatie tussen bepaalde stromingen
van het Arabische radicalisme, zoals het jihadisme, en het Westers
imperialisme tegenstrijdig, botsend en kortstondig. Vaak beperkt ze
zich enkel tot de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand van het
ogenblik, zoals tegen Assad of Kadhafi.
Het moslimextremisme als niet-homogeen
verschijnsel vanuit ideologisch en sociaal oogpunt
In ieder geval moeten we voor ogen
houden dat, wanneer we het over moslimextremisme hebben, we verschillende
stromingen onder één noemer brengen. In de praktijk
lopen die stromingen niet alleen op het vlak van doctrine uiteen,
maar ook op sociaal gebied en in religie te begrijpensociale samenstelling.
Voor het gemak bespreken we de verschillende stromingen hier op basis
van twee grote onderverdelingen. De eerste onderverdeling is die tussen
neo-traditionalisten en radicalisten. Het is vooral hun manier van
strijden die verschilt. De neo-traditionalisten willen de samenleving
van onderuit veroveren en islamiseren. Dit gebeurt via
prediking en via zorgactiviteiten en liefdadigheid, wat dankzij de
giften van de Arabische petroleummonarchieën een enorme opgang
kent. Maar wanneer de neo-traditionalisten zich als partij organiseren,
komen ze al snel in de verdrukking. De radicalisten beschuldigen hen
er immers van onder een hoedje te spelen met de goddeloze
regeringen en de nationale krijgsmacht weigert meestal hun verkiezingsoverwinning
te erkennen. Dit is wat in de jaren negentig met het FIS in Algerije
gebeurde en ook hoe het de Moslimbroeders in 2013 in Egypte verging,
waar de verkozen president Morsi na een militaire staatsgreep werd
afgezet.
De radicalisten daarentegen, denken
de maatschappij alleen van bovenaf te kunnen islamiseren.
Dit moet gebeuren door de verovering van de staat, snel en gewelddadig.
Typisch voor deze stroming is dat ze nooit een band heeft met een
echte massabeweging en dat ze onafhankelijk handelt van de raadgevingen
van de traditionele religieuze oelama17. Door de toenemende
vervreemding van de sociale context zijn deze groepen, waaronder ook
Al Qaida, overgegaan tot individuele en spectaculaire gewelddaden.
Ze willen hiermee de rol van held voor de Arabische zaak op zich nemen
en maken hiervoor gretig gebruik van de media-aandacht. Voor deze
groepen bestaat de voornaamste en individuele plicht van elke moslim
immers in de jihad, die ze zien als de continue oorlog tegen ongelovigen
en vermeende afvalligen.18
De tweede indeling bestaat uit twee
modellen die net samenvallen met de twee belangrijkste islamitische
staten uit het Midden-Oosten: Saoedi-Arabië en Iran. Saoedi-Arabië,
dat zich sinds de Arabische overwinning in de oorlog tegen Israël
in 1973 min of meer als leider profileert, vertegenwoordigt de behoudsgezinde
kant van de islam. De Saoedische interpretatie van de islam is gebaseerd
op het gezag van de wahabitisch geïnspireerde oelama en
dus ook op de terugkeer naar de primitieve islam en naar de strenge
toepassing van de islamitische wet, de sharia. Saoedi-Arabië
heeft als doel de hele islamitische wereld te wahabiseren
en doet hiervoor een beroep op zijn enorme rijkdom. Het reactionaire
Saoedi-Arabië, de grootste producent en eigenaar van de oliereserves
ter wereld, is economisch en politiek verbonden met de VS en West-Europa.
Dankzij de petroleumopbrengst hebben Saoedi-Arabië en de andere
Arabische monarchieën gigantische handelsoverschotten opgebouwd.
De immense liquiditeit in dollar van die landen overspoelt de belangrijkste
Westerse financiële markten zoals die van Londen, waar ze vanaf
de jaren zeventig bijgedragen heeft tot de creatie van de financiële
wereldmarkt.
De Arabische petroleummonarchieën
financierden de overheidsschuld van het Westen en de Verenigde Staten
en investeerden in ontelbare multinationale Westerse bedrijven. Vaak
gebeurde dit met overheidsfondsen. De heersende klasse van de petroleummonarchieën
is een klasse van parasitaire feodale renteniers die zich hebben ingewerkt
in de internationale kapitalistische klasse, in de kern van het kapitalistische
systeem. Terzelfdertijd is Saoedi-Arabië ideologisch en praktisch
altijd nauw verbonden met het soennitische fundamentalisme en in het
bijzonder met het jihadisme, hoewel niet altijd zonder wrijvingen
of tegenstellingen. Zo zagen we hoe tijdens de Eerste Golfoorlog in
1990 veel jihadisten zich van hun Saoedische sponsors afkeerden, omdat
die de aanwezigheid van een leger van ongelovigen, de Amerikaanse
troepen, op het grondgebied van de heilige plaatsen Mekka en Medina
toelieten.
Begin jaren zeventig ging Saoedi-Arabië
een meedogenloze strijd aan met Iran om het overwicht over de islam
te verkrijgen. De Iraanse islamitische revolutie van 1979 had een
destabiliserend effect op de hele regio van het Midden-Oosten. De
basis van die revolutie lag bij de arme Iraanse massas en het
was misschien wel de laatste succesvolle anti-imperialistische revolutie
in de historische cyclus van de dekolonisatie. Tegelijk was ze ook
een voorbode voor wat nog zou komen. Ze verving het wereldlijke of
socialistische nationalisme door het islamisme en gebruikte dit als
ideologisch-politiek instrument in de strijd tegen het Westers imperialisme.
In werkelijkheid had de revolutie in het begin ook wel een sterke
wereldlijke en linkse component. Maar de jongste en meest gepolitiseerde
vleugel van de sjiitische clerus, geleid door de imam Khomeini, en
de Pasdaran, een militaire elite die religieus geïnspireerd is,
maar wereldlijk ingesteld, veroverden tijdens de oorlog tegen Irak
de volledige alleenheerschappij. Het op khomeinistische leest geschoeide
islamisme heeft zich in elk geval van bij het begin verzet, niet alleen
tegen het door het imperialisme bezoedelde wereldlijke establishment,
maar ook tegen de heersende behoudsgezinde moslimklassen van de Arabische
landen (te beginnen met Saoedi-Arabië). Het beschuldigt deze
laatsten ervan religieuze strengheid te gebruiken om hun steun aan
het Westen te verdoezelen. Bijgevolg gingen Saoedi-Arabië en
het Westers imperialisme meteen tegen de Iraanse revolutie in en sleurden
ze het Irak van Saddam Hoessein in de strijd. Saoedi-Arabië,
dat tot het soennitisch islamisme behoort, kreeg zo vrij spel om de
pogingen van de Iraanse sjiieten om hun revolutie uit te breiden,
in de kiem te smoren. In de moslimwereld is het sjiisme immers een
minderheidsstroming die door veel soennieten als een afwijking beschouwd
wordt. Daar waar de sjiitische aanwezigheid het sterkst was, zijn
de Iraniërs er niettemin in geslaagd hun missie te volbrengen.
Zo hebben ze twee grote Midden-Oosterse conflicten geïslamiseerd,
het Palestijnse en het Libanese, terwijl die tot op dat ogenblik nog
rond de Arabische nationalistische zaak draaiden. De bestaande banden
tussen Hamas, Hezbollah en Iran vormen hiervan het bewijs.
Het islamitische Iran was en is allesbehalve
een progressieve staat. Het wordt getekend door geweld en de bloedige
uitschakeling van wereldlijke en linkse formaties, in het bijzonder
van de communistische partij, die tot op vandaag nog steeds illegaal
is. Terwijl de revolutionaire inslag met de tijd is afgezwakt, heeft
zich daarnaast een nationale bourgeoisie gevormd die gedeeltelijk
samenvalt met het complexe industriële en infrastructurele netwerk
opgezet door de Pasdaran. Die burgerij houdt de sociale vrede in stand
door met de opbrengsten uit de petroleumindustrie te zorgen voor welvaart
bij de laagste klassen. Maar er zijn niet alleen religieuze factoren.
De staats- en economische belangen van Iran, ook een oliegrootmacht,
botsen met die van Saoedi-Arabië. Dit veroorzaakt in deze regio
een machtsstrijd, die op de sektarische conflicten tussen sjiieten
en soennieten in het Midden-Oosten wordt overgezet en ze tegelijk
aanwakkert. Het meest recente voorbeeld is Jemen, waar sjiitische
milities in opstand komen tegen de president. Die wordt gesteund door
de VS en door Saoedi-Arabië, dat al verscheidene keren militair
heeft ingegrepen in het land.
Het islamisme speelt een belangrijke
rol in het wijdverspreide conflict in het Midden-Oosten. Om dit goed
te kunnen begrijpen, moeten we rekening houden met het wezenlijk verschil
tussen de theoretische wortels van het sjiisme, dat khomeinistisch
is ingekleurd, en het radicale soennisme. Voor de radicale soennieten
zijn de onderdrukkers altijd de niet-moslims terwijl de onderdrukten
altijd de moslims zijn. Volgens die visie staat tegenover het huis
of het rijk van de islam altijd het huis of het rijk van de oorlog,
dat samenvalt met de niet-islamitische landen. Omgekeerd vallen in
de khomeinistische ideologie de onderdrukkers niet vanzelfsprekend
samen met de niet-moslims en de onderdrukten met de moslims. Het khomeinisme
vertegenwoordigt ook een breuk met de sjiitische quiëtistische
traditie en kiest voor een islam die doordrongen is van een militante
visie en van sociale rechtvaardigheid. Iran is vandaag
een republiek met uiteenlopende politieke en ideologische stromingen.
De macht is er onderverdeeld en gestructureerd op een manier die ondenkbaar
is bij de autoritaire monarchieën in de regio en in Saoedi-Arabië
in het bijzonder. Bovendien onderhoudt Iran economische en politieke
banden met Rusland en China en is zijn geostrategische ligging allesbehalve
gunstig voor het Westers imperialisme. Voor het Westen blijft dit
land in het strategische gebied van de Perzische Golf, de belangrijkste
regio ter wereld voor energiegrondstoffen, immers een doorn in het
oog. Toch lijkt de regering van Obama, zeker in vergelijking met die
van Bush, de laatste tijd een wat lossere houding aan te nemen ten
opzichte van Iran. Waarschijnlijk hebben de VS begrepen hoe moeilijk
het is de verschillende dynamieken in de regio te controleren zonder
de regionale Iraanse machthebbers erbij te betrekken.
Een ander voorbeeld van de grote politieke
verscheidenheid binnen het radicalisme zien we bij de Libanese sjiitische
partij Hezbollah.19 Het ontstaan van die partij gaat terug op de revolutionaire
sjiitische stroming en werd gestimuleerd door Iran. Hezbollah heeft
zich verder ontwikkeld tot het een niet-sektarische rol ging spelen
en steeds meer aan nationaal belang won. In 2006 koos het bijvoorbeeld
met succes voor de eensgezinde verdediging van Libanon tegen het Amerikaans
imperialisme en de Israëlitische aanvallen. Hezbollah wil de
heropbouw van de maatschappij en van een nationale Libanese staat
bereiken door met de confessionele partijen samen te werken. Ibrahim
al-Amin, de woordvoerder van de partij, zei hierover in 1983 veelbetekenend:
Bij ons verzet tegen de onderdrukking maken wij geen onderscheid
tussen moslims en christenen.20 En Hezbollah heeft ook effectief
samengewerkt met de communistische partij en met de christenen van
generaal Aoun. In een document uit 2009 stelt het Libanon voor als
een samenlevingsmodel van volgelingen van diverse monotheïstische
godsdiensten. Ook op internationaal vlak zien we een open houding,
gebaseerd op de samenwerking met de wereldlijke politieke spelers
van de Arabische landen en van niet-Arabische staten. Zo verleende
Hezbollah bijvoorbeeld steun aan Venezuela en Cuba tegen de VS. Die
nationale eenheid en voeling met de massa en de strijd van het volk
zijn typisch voor Hezbollah en doen denken aan de nationale bevrijdingsbewegingen
van de jaren vijftig en zestig. Ze verschillen dan ook erg van het
universalisme en de strijdmethoden met indrukwekkende en individuele
acties die eigen zijn aan de jihadistische groepen.
Dit is uiteraard allesbehalve een diepgaande
uiteenzetting over een complex verschijnsel als het moslimextremisme.
Toch geloof ik dat deze korte uitleg een idee geeft van hoe het moslimextremisme
verschillende politieke en ideologische stromingen omvat, die op een
verschillende manier tegenover het imperialisme staan en diverse sociale
klassen vertegenwoordigen. We moeten het islamisme en moslimextremisme
niet alleen bestuderen en begrijpen om de internationale problemen
efficiënt aan te kunnen pakken, maar ook om met de interne Europese
problemen om te kunnen gaan.
Het echte probleem schuilt in de
rol van het imperialisme en zijn oorlogszucht
We bevinden ons nu in een nieuwe historische
fase die door twee verschijnselen wordt getypeerd: de structurele
crisis van de kapitalistische productiewijze en de mondialisering
van de economie. De crisis manifesteert zich vooral in de landen met
de oudste kapitalistische ontwikkeling: West-Europa, de Verenigde
Staten en Japan. Tegenover de neergang van de centrale gebieden van
het economische wereldsysteem, staat de snelle groei van de zogeheten
opkomende industrielanden: Brazilië, Rusland, India en vooral
China vergroten hun aandeel in het wereld-bbp. Het bruto binnenlands
product (bbp) van die groeilanden springt van 16,8 % in 1970 naar
36,9 % in 2011 (China gaat van 2,7 % naar 12,5 %). Daartegenover zakt
het bbp van de VS in diezelfde periode ineen van 32,2 % naar 22,7
%, terwijl dat van de Europese Unie daalt van 25,9 % naar 23,3 %.21
Zoals altijd bij een ongelijke groei, zien we een sterke tendens om
ook de economische machtsverhoudingen aan te passen. En gezien de
nauwe band tussen economie en territoriale macht, brengt dit ook politieke
en militaire veranderingen teweeg. Het is tegen zulke herdefiniëring
van de machtsverhouding dat het Westen, de Atlantische as VS-West-Europa,
zich verzet.22 Alle middelen waarmee het nog de overhand heeft, worden
hierbij ingezet: de financiële wereld, de technologie, de informatie
en vooral de militaire macht.
De strijd tegen de groeilanden, in
het bijzonder tegen China en Rusland, wordt onrechtstreeks gevoerd.
Hij speelt zich vooral af in de strategische gebieden, zoals de Middellandse
Zee en het gebied rond de Perzische Golf. Daar bevinden zich de grootste
en gemakkelijkst te ontginnen olie- en gasreserves ter wereld. De
controle over die gebieden is dan ook vanuit verschillende oogpunten
fundamenteel. De aardolie uit het Midden-Oosten is belangrijk voor
de bevoorrading van de Westerse landen en van het Verre Oosten, China
en Japan inbegrepen. Voor de VS, die zelf geen olie uit dit gebied
gebruiken, is de controle over het Midden-Oosten en de Middellandse
Zee vitaal om hun status als wereldheerser te kunnen behouden en zelfs
om als economische grootmacht te kunnen blijven bestaan. Als ze de
energiebronnen in handen hebben, kunnen ze niet alleen de andere geïndustrialiseerde
economieën onrechtstreeks beïnvloeden, maar controleren
ze ook de financiële wereldmarkt. Als Amerika zijn twee enorme
schuldenbergen de overheidsschuld en het tekort op de handelsbalans
kan blijven financieren, dan is dat alleen omdat de dollar
overal ter wereld als handelsvaluta en wereldreserve geldt. De centrale
banken van de hele wereld kopen massaal staatsobligaties van de VS
op en financieren zo de Amerikaanse staatsschuld en economie.
Het probleem is dat de relatieve economische
terugval van de VS de heerschappij van hun dollar in gevaar brengt.
De dollar kan immers enkel wereldvaluta blijven zolang hij wordt gebruikt
om de belangrijkste handelswaar te commercialiseren. En de belangrijkste
handelswaar is natuurlijk aardolie. Daarom moet de VS koste wat kost
de petroleumwereldmarkt controleren. En dat kan alleen via de controle
van de aardolie in het Midden-Oosten. Het is dan ook geen toeval dat
Saddam Hoessein in 2000 zijn doodvonnis tekende toen hij de rekening,
die hij bij de Verenigde Naties in het kader van het programma oil
for food had, in euro liet omzetten. En het is evenmin toeval dat
de Iraniërs al meermaals hebben gedreigd met de oprichting van
een onafhankelijke beurs op de eilandjes in de Perzische Golf, die
de aardolie in een andere munt dan de dollar zou verhandelen.23
Voor de VS en voor het imperialisme
in het algemeen, is het doel dus niet noodzakelijk controle uitoefenen
over een bepaald gebied of die controle enkel uitoefenen om winst
uit de minerale hulpbronnen te kunnen halen. Het kan ook de bedoeling
zijn een regio aan de controle van de concurrenten te onttrekken of
te verhinderen dat die vrij van de grondstoffen gebruik kunnen maken.
Nu we dit weten, begrijpen we dat achter de ontbinding van de staatsstructuren
in het gebied in werkelijkheid een andere reden schuilt dan het uittekenen
van een nieuwe neokoloniale wereldorde. Het verbrokkelen
van de oorspronkelijke nationale staten in parastatale mini-entiteiten
sluit mooi aan bij de onderliggende doelen van het Westers imperialisme.
Vooral omdat die entiteiten confessioneel van aard zijn en permanent
met elkaar in de clinch liggen. Voorlopig gebeurt dit niet door onverhuld
en rechtstreeks gebruik van geweld, maar via economische oorlogen
en proxy wars, oorlogen bij volmacht, die door
anderen worden uitgevochten.
Die anderen kunnen officiële troepen
van klant-staten (Saoedi-Arabië, enz.) of milities van opstandige
etnische minderheden zijn, maar zij kunnen ook sektarische islamitische
groepen of zelfs jihadistische groeperingen zijn. Die mislukte staten,
zoals we die vandaag graag noemen, mislukken echter niet vanzelf.
Het is de Westerse inmenging die ze doet mislukken. In die landen
bestaan religieuze, etnische en socio-economische bijzonderheden die
een vruchtbare voedingsbodem vormen voor tegenstellingen en conflicten.
We kunnen dus niet letterlijk stellen dat bewegingen en opstanden
enkel en alleen ontstaan omdat Westerse geheime diensten dat zo hebben
beslist. Maar zonder de inmenging van het imperialisme zoals
hierboven beschreven, hadden die tegenstellingen op hun eentje
moeilijk zoveel staten kunnen ontbinden. Bovendien is de macht van
de revoluties in bepaalde landen wel heel snel van de democratische
krachten, die dat zelfs helemaal niet waren, overgegaan naar de islamitische
en jihadistische milities. Natuurlijk met de steun en de financiering
van de petroleummonarchieën en de Westerse machten. Libanon,
dat dertig jaar geleden met de term libanisering een synoniem
was geworden voor de burgeroorlog van allen tegen iedereen, is een
tegenvoorbeeld. In Libanon zijn er sterke islamitische groeperingen
die een andere evoluties hebben gekend. De nationale eenheidsstrijd
tegen het imperialisme kwam er vóór alles en daardoor
is Libanon vandaag niet langer een chaos van tegengestelde sektarismen.
Als we teruggaan naar de wortels van
alles wat nu gebeurt, komen we wellicht uit bij de structurele crisis
van de kapitalistische productiewijze. Want net op de hoogtepunten
van haar ontwikkeling, blijft er altijd de tendentiële daling
van de winstvoet. Daardoor stagneert de productieve activiteit in
de centrale landen en wordt er steeds vaker een parasitaire houding
aangenomen. En doordat er voortdurend wordt gespeculeerd en constant
nieuwe financiële luchtbellen ontstaan, komen we tot de verrotting
van het hele economische systeem. Tegelijk concentreert de economische
macht binnen die landen zich in de handen van elites met uiterst geïnternationaliseerde
banden en economische relaties. Via een oligarchische omvorming van
de staatsinstellingen wordt zo meteen ook de politieke macht geconcentreerd.
Terzelfdertijd vergroot de expansiedrang
naar buiten. Uitvoer en kapitaalinvesteringen in het buitenland of
strijd voor de verovering en controle van grondstoffen en afzetgebieden,
worden belangrijker. Ook de controle over de financiële stromen
blijft centraal. Zoals we hierboven zagen bij de relatie VS-Saoedi-Arabië,
kunnen zo de overheersende landen de handelsoverschotten in de wereld
naar hun eigen financiële markten trekken, te beginnen met Londen
en New York. In zulke context ontstaat een verhoogde concurrentie
tussen bedrijven en grensoverschrijdende economische gebieden, die
samenvallen met de specifieke verdeling van het internationale kapitaal.
Die concurrentiestrijd wordt niet alleen uitgevochten door de onpersoonlijke
mechanismes van de zelfregulerende wereldmarkt. Ook de macht van de
staten, en dan vooral van de grootste en sterkste staten, wordt in
de strijd gegooid. En zo verhogen die staten hun bereidheid tot ingrijpen
in het buitenland, ook militair. De Westerse militaire doctrine definieert
de huidige periode trouwens als de expeditionary era, het tijdperk
van de militaire expedities.
Dit zijn de economische en sociale
wortels van het imperialisme: de expansiedrang, typisch voor het verst
gevorderde ontwikkelingsstadium van het kapitalisme. Gezien vanuit
de verhouding tussen een dominant centrum en een gedomineerde periferie,
staan we vandaag aan het begin van een nieuwe fase van het imperialisme.
De eerste fase, van de tweede helft van de 19 eeuw tot de Tweede Wereldoorlog,
werd getypeerd door de rechtstreekse en territoriale overheersing
van de periferiegebieden door de Europese staten door middel van het
kolonialisme. De tweede fase werd gekenmerkt door de dekolonisatie.
Ze werd beïnvloed door de Oktoberrevolutie en bracht zijdelings
de drang naar een nationale vrijheidsstrijd tegen het imperialisme
teweeg. De derde fase begon bij de instorting van de Sovjet-Unie en
de creatie van een wereldmarkt. Ze wordt gekenmerkt door de pogingen
van de imperialistische landen om de gevolgen van de dekolonisatie
ongedaan te maken.
De globalisering heeft tegelijk ook
de machtsverhoudingen dooreen geschud en versterkt de concurrentie
op wereldniveau. Al deze factoren, te beginnen bij de relatieve verzwakking
van de traditionele machtscentra en het ontstaan van nieuwe regionale
machtsgroepen, creëren een oorlogsneiging die een permanent karakter
begint te krijgen. Deze neiging is immers geen conjuncturele factor,
maar een structurele eigenschap van het Westen, inherent aan de Westerse
mechanismes voor economische groei. De resultaten zijn klaar en duidelijk:
een chaos die intussen volledig uit de hand is gelopen en die, in
dit tijdperk van globalisering, niet zonder gevolgen kan blijven.
Die gevolgen zullen overal voelbaar zijn: van de vernielde en nabije
periferie, van Noord-Afrika en het Midden-Oosten (maar ook Oekraïne)
tot in het hart van het Europese kapitalisme zelf.
De tragische gebeurtenissen in Parijs
groeiden uit tot een oproep om de wapens op te nemen; iedereen wordt
ideologisch en emotioneel klaargestoomd voor de volgende stappen in
de permanente oorlog van het Westen, een oorlog die het Westen lang
geleden begon en die niet van buitenaf komt, maar ontsproten is uit
eigen problemen en tegenstellingen. Waarschijnlijk worden we zelfs
voorbereid op mogelijke interventies van Europese en Westerse grondtroepen.
Matteo Renzi liet zoiets al uitdrukkelijk verstaan met betrekking
tot Libië en Frankrijk intervenieerde zelfs al effectief, maar
wel alleen, in Mali. De omschrijving van de islamitische vijand gebeurt
op twee manieren: cru en grof, zoals de xenofobe en extreemrechtse
partijen en op een meer verfijnde en welbespraakte manier, zoals in
de heersende kringen van het grensoverschrijdende kapitaal. Deze laatste
prediken hypocriet over tolerantie tegenover niet-Europese migranten
en de islam. Maar hun ware hegemonistische ideeën vertellen misleidend
over een conflict tussen de rationele en tolerante Verlichting van
Europa en het barbaarse obscurantisme van de extremistische islam.
Dit verhaal is geënt op de Europese culturele traditie die, al
vanaf de oorlog tussen Griekenland en het Perzische rijk, het vrije
en democratische Westen tegenover het despotische Oosten plaatst.
Maar het Westers imperialisme zoekt overheersing in plaats van vrijheid,
het bevestigt het irrationele in plaats van het rationele.
Uiteindelijk is het dus toch geen paradox
dat het Westers imperialisme en absolute regimes, zoals Saoedi-Arabië,
het zo goed met elkaar kunnen vinden. En zo begrijpen we ook waarom
het imperialisme de strekkingen van het meest conservatieve en doelloos
gewelddadige moslimfundamentalisme voedt. Daarom is het zo belangrijk
dat we een onderscheid maken tussen de islam als religie, en het islamitisch
radicalisme waarvan we de gevarieerde en verscheiden politieke en
sociale aard goed moeten begrijpen. Met het oog op de fantasierijke
plannen van de Islamitische Staat (IS) om Europa binnen te vallen,
is het ook belangrijk dat we ons goed realiseren dat de macht en invloed
die het Westers imperialisme wereldwijd op alle niveaus heeft, oneindig
veel groter is dan wat het moslimextremisme betekent. De belangrijkste
tegenstelling ligt dus in het imperialisme dat lijnrecht staat tegenover
de massas armen en werknemers die in de periferie buiten én
binnen het Westen wonen. Het is nog altijd het imperialisme dat de
grootste hinderpaal vormt bij het zoeken naar vrede en naar een oplossing
voor de conflicten. Dit komt tot uiting in de crisis en de agressieve
tendens van de kapitalistische productieverhoudingen die intussen
de hele wereld in hun greep hebben.
In de fase van de dekolonisatie en
tot de jaren zeventig bestonden er tenminste nog politieke banden
en zelfs vormen van coördinatie tussen de strijd van het centrum
en die in de periferie. Maar vandaag is die band volledig doorgesneden.
Het moslimextremisme is hiervan zowel een oorzaak als een gevolg.
Ook het verdwijnen van een internationale beweging die het imperialisme
bekritiseerde en socialistisch geïnspireerd was, had zijn invloed.
De socio-economische tegenstelling tussen onderdrukten en onderdrukkers
en tussen uitgebuitenen en uitbuiters is vervangen door de tegenstelling
tussen echte gelovigen en ongelovigen/afvalligen. Dat is het grootste
probleem van het moslimextremisme en dit vertaalt zich ook in conflicten
tussen religieuze stromingen binnen het islamitische kamp zelf. De
resultaten zijn vernietigend. Niet alleen voor links en voor de Arabische
volkeren die in een draaikolk van religieus sektarisme en beginnende
regionale heerschappijen worden meegesleurd, maar ook voor de Europese
volkeren die in het beschavingsconflict worden gedropt en voor Europees
links dat beroofd wordt van een geldig politiek en ideologisch discours.
Ook al gebeurt het te goeder trouw en met de beste bedoelingen, de
verlichte en libertaire kritiek op de islam
als religie en als geloofssysteem dreigt in het beste geval een kritiek
te zijn die het conflict in de verkeerde richting duwt.
De weg naar emancipatie loopt niet
via het conflict tussen culturen en samenlevingen, want dit is een
moeras waar het imperialisme en het behoudsgezinde jihadistische sektarisme
zich beide kunnen vinden. Integendeel, het centrale probleem ligt
vandaag in de capaciteit een idee en een politieke visie te ontwikkelen,
waarmee er opnieuw aan sociale en politieke emancipatie kan worden
gedacht. Een idee dat zowel in het centrum als in de periferie van
het kapitalistische systeem voet aan de grond kan krijgen. In ons
specifieke geval gaat het dan over de noordelijke en zuidelijke oevers
van de Middellandse Zee. Maar die mogelijkheid zal zich eerst bij
ons, in Europa, moeten waarmaken door bestaande economische, politieke,
etnische en culturele fracties onder de werknemers terug samen te
brengen. Dit betekent dat we de juiste instrumenten nodig hebben om
in onze periferie aan de slag te gaan. We moeten willen deelnemen
aan de politieke strijd van buitenlandse werknemers en nieuwe generaties,
die ook in ons land een steeds minder verwaarloosbaar deel gaan uitmaken
van de onderste bevolkingslagen.
* Domenico Moro (domenico.moro
at alice.it) is socioloog en als onderzoeker verbonden aan het Italiaanse
Nationaal Instituut voor Statistiek (Istat). Hij werkt mee aan heel
wat economische en politieke tijdschriften en bij uitgeverij Delga
is zijn boek La crise du capitalisme et Marx verschenen. Le Groupe
Bilderberg, lélite du pouvoir mondial, zijn nieuwste
boek staat in de steigers en moet nog uitkomen in het Frans. Hij is
lid van het nationaal politiek comité van de Rifondazione Comunista.
Bibliografie
Aa. Vv., The Prophet Muhammad and Human
Dignity, Publication of Religious Affairs Directorate 940, public
books, 229, Ankara 2013.
Nino Arconte, Il nostro golpe
contro Bourghiba, Limes, nr. 4, juli 2007.
Giovanni Arrighi, Adam Smith a Pechino.
Genealogie del ventunesimo secolo, Feltrinelli, Milaan 2007.
Kayhan Barzegar, Il fattore sciita,
I quaderni speciali di Limes, bijlage nr. 6, 2007.
Abtellatif en Yacine Benachenhou, Ambiente
e sviluppo. Strategie per il futuro, Jaka book, Milaan, 2000.
Paolo G. Conti, Elido Fazi, Euroil.
La borsa iraniana del petrolio e il declino dellimpero americano,
Fazi editore, Rome, 2007.
F. Engels, Le origini del cristianesimo,
Editori Riuniti, Rome, 1975.
Henrik Grossmann, Il crollo del capitalismo,
Mimesis, Milaan-Udine, 2010.
Lenin, Limperialismo, Editori
Riuniti, Rome, 1974.
Stefano Mauro, Il radicalismo islamico,
Edizioni clandestine, Marina di Massa, 2007.
Karl Marx, Scritti filosofici giovanili,
Fabbri editori, Milaan 1998.
Piero Messina, La Tunisia in
Bilico, Limes, nr. 3, 2007.
Nicolao Merker, Karl Marx, Editori
Laterza, Rome-Bari, 2010.
Domenico Moro, La crisi e le
rivolte in Nord Africa, Economia e politica, 1 maart 2011.
Frederic Pichon, Laicité
cattolica e jihadisti secolari: la maionese francese è impazzita,
Limes, nr. 1, 2015.
Nicola Pedde, Chi comanda in
Iran?, I quaderni speciali di Limes, bijlage nr. 6,2007.
Giuseppe Sacco, La Francia e i suoi
figliastri, Limes, n.1 2015.
Steven Simon, Che cosè
il terrorismo georeligioso, I quaderni speciali di Limes, bijlage
nr. 4, 2001.
1 Het artikel dat we hier overnemen
verscheen eerder in Resistenti, nr. 530, 10 februari 2015 onder de
titel La tendenza alla guerra delloccidente e il radicalismo
islamico. Zie: www.resistenze.org/sito/te/pe/im/peimfb10-015778.htm.
2 Marco Platero, Il rischio della
provocazione. Attaco a Parigi apre nuova fase terrorismo : concorrenza
ISIL Al Qaeda, truppe USA in campo ?, Il Sole24ore, 10 januari
2015.
3 Antonino Arconte, Il nostro
golpe contro Bourghiba, Limes, nr. 4, juli 2007.
4 Marco Platero, Duello al Qaeda-Isis,
nuova sfida per gli Usa, Il Sole24ore, 11 januari 2014.
5 Alberto Negri, Decisivo il
ruolo della Turchia, Il Sole24ore, 16 januari 2015.
6 Dubats is de naam die Somalische
soldaten kregen die door het Italiaanse leger werden ingezet. Ze droegen
witte tulbanden, vandaar de naam dubats. Askari (Arabisch voor soldaat)
duidt een inheemse politieman of soldaat aan in de Italiaanse, Duitse
of Britse koloniale rijken in Oost-Afrika.
7 De term ideologie is hier niet gebruikt
in de negatieve en vandaag de dag overheersende zin van pure doctrine
of vals bewustzijn. Wel willen we met die term verwijzen naar coherente
systemen van ideeën die een bepaalde visie op de wereld uitdrukken.
Die visies drukken een streven uit, interesses en de cultuur van bepaalde
groepen en sociale klassen in een bepaalde periode. Maar ze zijn geen
zuivere weerspiegeling van die groepen en klassen, want ze hebben
een relatieve autonomie.
8 De uitdrukking komt uit de gelijknamige
roman van Jack London, The People of the Abyss, over de levensomstandigheden
van de onderste lagen van het Londense proletariaat aan het begin
van de twintigste eeuw.
9 In 2012 (het laatste jaar waarover
Eurostat gegevens heeft) bedroeg het vruchtbaarheidscijfer in Frankrijk
2,01 kinderen per vrouw. Het gemiddelde in de Eurozone was 1,55 en
in Italië daalde het naar 1,43.
10 Deze en volgende ideeën komen
uit K. Marx, Bijdrage tot de kritiek op Hegels rechtsfilosofie. Inleiding.
Zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1843/1843-44inleiding.htm.
11 Nicolao Merker onderstreepte dit
aspect van de marxistische opvatting over religie onlangs in Karl
Marx. Vita e opere, Laterza, 2010, p. 47.
12 Het quiëtisme (Latijn quies)
streeft naar een rustig, contemplatief leven en trekt zich terug uit
de wereld.
13 Het meest bekende voorbeeld hiervan
is de Black Panther Party.
14 Domenico Moro, La crisi e
le rivolte in Nord Africa, Economia e politica, 1 maart 2011.
Zie: http://www.economiaepolitica.it/primo-piano/la-crisi-e-le-rivolte-in-nor....
15 A. en Y. Benachenhou, Ambiente e
sviluppo, Jaca Book, 2000.
16 Het wahabisme is een fundamentalistische
conservatieve stroming, een onderdeel van het soennisme.
17 Oelama of geleerden.
18 Voor de jihadisten heeft de jihad
letterlijk de strijd voor het geloof een ruimere waarde
dan wat de islam over het algemeen aanneemt. Daarbij wordt de verdediging
tegen externe bedreigingen van heilige plaatsen en gebieden waar moslimvolkeren
wonen, als een plicht beschouwd. Het moderne jihadisme baseert zich
op de ideeën van Qutb, die volgens sommigen de middeleeuwse theoloog
Ibn Taymmiyya herneemt. Volgens de jihadistische interpretatie betekent
jihad de oorlog om de wereld van het kwaad te bevrijden. Dit vertaalt
zich in een permanent gewapend conflict met afvallige staten.
Dit zijn niet alleen de Westerse staten maar ook de wereldlijke en
niet waarlijk islamitische Arabische staten. Volgens de Egyptische
component van het jihadisme is de voornaamste vijand de nabije
vijand; dat zijn de wereldlijke of gematigd islamitische Arabische
regeringen. Dan is de verre vijand, Israël, een bijkomstige
vijand. Het gevolg daarvan is dat de nabije vijand eerst
moet worden uitgeschakeld. Voor de Saoedische component, die van Bin
Laden, staan nabije en verre vijanden op hetzelfde niveau. De jihad
krijgt hierbij een universele dimensie. Zie Steven Simon, Cosè
il terrorismo georeligioso, Quaderni speciali di Limes, bijlage
bij nr. 4, 2001.
19 Over Hezbollah, zie Stefano Mauro,
Il radicalismo islamico. Hizbollah da movimento rivoluzionario a partito
politico, Edizioni Clandestine, Marina di Massa, 2007.
20 Geciteerd in Mauro, Il radicalismo
islamico, p. 107.
21 Gegevens van Unctad.
22 Om het eenvoudig te houden en niet
te ver op de economie door te gaan, gaan we hier niet dieper in op
de verdeeldheid, tegenstellingen en hiërarchie binnen de Atlantische
as tussen West-Europa en de Verenigde Staten. Hier beschouwen we die
as als één Westers imperialisme, hoewel we in bepaalde
passages toch hebben geprobeerd verschillen aan te tonen tussen bijvoorbeeld
Frankrijk en de VS. Indien er een definitie bestaat van een Europees
imperialisme dat zich van het Amerikaanse onderscheidt, dan vraagt
die gezien haar belang en complexiteit om een aparte bespreking.
23 Over deze aspecten, zie Paolo C.
Conti en E. Fazi, Euroil. La borsa iraniana del petrolio e il declino
dellimpero americano, Fazi editore, Rome 2007.
Bron: Marxistische
Studies nr. 110